De koudste hoofdstad van de wereld
Ik was de man vergeten. Hij emigreerde zo’n zeventig jaar geleden naar Canada om priester te worden. Als kind zag ik hem een keer.
Om ongestoord te kunnen spreken, belde ik hem vanuit de badkamer. Ik vroeg of ik Nederlands kon spreken, dat kon. ‘Maar wie ben je? Jonas?’ Ik verbeterde hem niet maar legde wel uit wie ik was.
Het was wonderlijk dat hij nog accentloos Nederlands sprak. Hij zei: ‘Gecondoleerd met je moeder, ze heeft vast een mooi leven gehad.’ Ik moest hem verbeteren en zei dat mijn grootmoeder dood was.
Ik wilde hem graag en snel bezoeken aangezien we ongetwijfeld veel hadden om over te spreken. Ik was welkom maar hij raadde me stellig af om in dit jaargetij te komen. ‘Ottawa is de koudste hoofdstad van de wereld nu.’
De kou mocht het avontuur niet drukken, het wakkerde het misschien juist aan. Enthousiast zei ik: ‘Ik zal een nieuwe jas en schoenen kopen.’
‘Als je toevallig van schaatsen houdt, is het wel het perfecte seizoen,’ zei hij.
‘Nee, ik kan niet schaatsen, maar misschien kunt u het me leren.’
Hij lachte schuchter en zei dat ik het van hem niet meer ging leren.
Naast priester is de man beeldhouwer. Ik vroeg of hij vandaag nog had gewerkt in zijn atelier. Ja, dat deed hij nog elke dag. Hij zei: ‘Want dat is goed voor het lichaam en de...’ Hij moest erg lang zoeken naar het woord 'geest'. Sigmund Freud zou er vast een aanwijzing in hebben gezien dat hij nog maar weinig vertrouwen in de geest had en het woord daarom vergat. Als priester moest hij dat woord toch vaak uitgesproken hebben.
Ik hielp en zei: ‘Geest.’
‘Oja, de geest ja, het lichaam en de geest.’
Of hij zijn vertrouwen in de Geest was verloren of dat het mijn eigen hersenspinsel was, zou ik hem vragen tijdens mijn bezoek. Alle andere vragen leken me tijdverspilling voor een priester.