Sander Donkers over 'Explicador' van Sander Pleij, en waarom Pleij de nieuwe Reve is
*
'Sander Pleij is een eigenwijze man. Hoe verschrikkelijk eigenwijs, dat weet je eigenlijk pas als je, zoals ik, samen met hem in de auto hebt gezeten in een middeleeuws Spaans dorpje, waar hij zich, hoewel we meteen bij binnenkomst in het dorp op het pleintje een ruime, comfortabele parkeerplaats zagen, tóch met ware doodsverachting in de nauwe straatjes stort, opvliegende kippen en bange bejaarden negerend, niet te nemen bochten toch nemend, om twee uur later, als de rest van het gezelschap al lang en breed klaar is met de lunch, tevreden vast te stellen dat we zeker tien meter minder ver hoefden te lopen.
Ik denk dat ze bij uitgeverij Lebowski inmiddels goed kunnen meepraten over die eigenwijsheid. Afgekeurde omslagen werden toch weer goedgekeurd, of goedgekeurde toch weer af – je raakte de tel een beetje kwijt. Reeds vele malen herschreven hoofdstukken konden toch nog één frisse blik gebruiken, en toen ik hem aan de telefoon had nadat hij zich in Zeeland had teruggetrokken voor het absoluut allerlaatste allerdwingendste deadline-weekend, de drukker stond al ongeduldig op zijn horloge te kijken, vertelde hij me - met een gulle lach, want zo is Sander ook: de pret mag nooit gedrukt worden -.dat het eigenlijk toch hélemaal anders moest.
Wat ‘het’ ondertussen behelsde, daar had ik geen idee van. Vijftien jaar heeft hij aan het boek gewerkt, en in die vijftien jaar zagen we elkaar dagelijks op het werk, zijn we minstens twintig keer op vakantie geweest, en altijd bij elkaar over de vloer voor feestjes, etentjes, uitjes. Schrijven is ook míjn vak, maar op de vraag ‘Waar gáát dat boek van jou eigenlijk over?’ kwam nooit een echt antwoord. Snippertjes, als je mazzel had.
Nu ik het boek gelezen heb, snap ik dat beter. Explicador is, among many other things, een boek waaruit honger naar de toekomst spreekt. En laat dat nou net – naast suïcidale autoritjes door veel te nauwe middeleeuwse straatjes – het enige onderwerp zijn waar wij weleens over kibbelen: de toekomst, technologie. Het is natuurlijk bloedjelink om te zeggen bij een presentatie als deze, maar voor mij hoeft dat allemaal niet zo. Wat mij betreft komen er gewoon weer overal telefooncellen en platenwinkels waar ze alleen vinyl verkopen en mag het internet lekker doodvallen. Na lezing van Explicador begreep ik wel dat Sander op deze struisvogelachtige vorm van input gewoon niet zo zat te wachten. Na lezing van Explicador begreep ik ook beter dat hij niet gewoon een stomme nieuwsgierigheid heeft naar gadgets en apps, zeg maar: de beperkte, hersenloze lezing van wat onze toekomst is. Nee, Sander heeft ideeën over de toekomst, hij vindt dat het anders moet. En het ergste is: volgens mij ben ik het nog eens met die ideeën ook. Wie mij een beetje kent, weet dat dat geen geringe prestatie is.
Maar och jongens, wat is het raar, en interessánt, om na zoveel jaar eindelijk het boek te lezen van zo’n goeie vriend. Ik heb Sander, bijvoorbeeld, ook altijd beschouwd als een vrij preutse man. Niet héél erg preuts, maar preuts genoeg om op het strand te gaan klooien met een handdoekje als hij zijn zwembroek aantrekt. En preuts genoeg om altijd meteen ‘gadverdámme!’ te roepen als ik een stukje schreef waarin ook maar een heel klein scheetje gelaten werd.
Welnu. Hij heeft nadat ik een ‘vooruitexemplaar’ van zijn boek kreeg weer van alles veranderd, dus ik kan nu niet meteen het juiste paginanummer noemen, maar ik raad iedereen aan om vanavond even door te bladeren naar wat vanaf nu in de wereldliteratuur dé nieuwe toetssteen zal zijn als het aankomt op poepscènes. Nimmer werd er zo geestdriftig en vol overtuiging paginaslang een schier oneindige drol van stront uit een reet gekakt. Move over, Gerard Reve! Met je Eendje Kwak. Dít is pas betekenisvol schijten.
Het is prachtig, San. Adembenemend ook.
Ik bedoel het serieus, maar dit bedoel ik nog serieuzer: ik ken Sander natuurlijk ook als de vriend die aan clusterhoofdpijnen lijdt. En ik heb hem altijd enorm bewonderd om de manier waarop hij daarmee omgaat – namelijk door er zo min mogelijk de aandacht op te vestigen. Sander kan gewoon een spuit in zijn bovenbeen rammen terwijl je met hem zit te praten, en hij heeft dan het liefst dat je het niet opmerkt. En als je het ziet, hoeft dat niet benoemd te worden.
Dit is, denk ik, niet omdat hij stoer doet of een soort statement wil maken tegen het slachtofferschap dat zovelen in deze tijd zo hartstochtelijk omarmen. Het ligt ook niet in het verlengde van die preutsheid, van niet willen opvallen en jezelf wegcijferen. Volgens mij heeft het te maken met wat ik eerder zei: van Sander mag de pret nooit gedrukt worden. Zijn eigen pret, maar toch zeker ook andermans pret. Als hij zich even terugtrekt omdat hij een aanval heeft, moet de pret vooral doorgaan. Sander zou niet willen dat wij het vervolgens uitgebreid gaan hebben over hoe moeilijk het voor Sander is.
Het ligt vast ingewikkelder. Maar voor mij heeft uit die houding altijd een enorme, haast vaderlijke vorm van levenslust gesproken. En dat is absoluut een van de redenen waarom ik zo verdomd veel van hem hou.
Maar ik heb er tijdens het lezen natuurlijk wél over nagedacht. Nu ligt het op straat. Nu moet je er wel even de aandacht op vestigen. En hoe ongelooflijk slim heb je dat aangepakt! Je hoofdpersoon heeft ook die hoofdpijnen en ook een kastje in zijn rug. Maar toch werd het geen verkapt egodocument, want het heeft allemaal een functie. Het kastje geeft hem koorts, de koorts bepaalt in hoge mate de sfeer van het boek. Je bent het een beetje, maar toch vooral niet, en ondertussen heb je wel een hoogstpersoonlijke ervaring, waar je nooit mee te koop loopt, op een geweldige manier op kunnen schrijven. Misschien mogen we wel zeggen: van je af.
Ik heb het ademloos gelezen en ik vond het heel bijzonder om een vriend die ik dacht door en door te kennen, op die manier toch nóg iets beter leerde kennen. En dan heb ik het nog niet eens over de schitterende seksscène, het liefdesverhaal, de vader/zoon-relatie en de als koortsdromen vermomde gedichten. Ook zoiets trouwens: wie wist dat jij gedichten schreef?
Lieve San, om die enorme drol als metafoor te nemen: ik wist niet dat je ’m in je had. En ik ben blij dat ie eruit is. Voor jezelf, voor iedereen die van je houdt en toch zeker ook voor de wereld, die eindelijk kennis kan nemen van wat de Explicador te zeggen heeft.
Moge het een poort zijn naar nog veel meer eigenwijze boeken. En mogen we, terwijl je die schrijft, in godsnaam altijd vrienden blijven.'