Ik heb geleefd #16. Theo (78): 'Ik wil niet kwijlend in een rolstoel eindigen'
Soms denkt Theo Verhoeven (78): ze houden me voor de gek. Hij heeft acute leukemie, maar voelde zich nog geen minuut ziek. De bloedkanker werd in de zomer van 2017 gevonden tijdens een ‘apk’, zoals hij het zelf zegt. Tien jaar eerder was hij genezen van blaaskanker en het leek hem slim weer eens te laten checken of hij gezond was.
Hij bleek dodelijk ziek. "Ik werd direct in het ziekenhuis opgenomen. Zat ik daar in mijn spijkerbroek tussen de zieke mensen." Bevreemdend.
Die winter was hij, net als anders, twee maanden met zijn vrouw in Portugal geweest. Standaard vierden ze daar zijn verjaardag in februari, op een terrasje. Over de kliffen van de Algarve hadden ze lange wandelingen gemaakt. Uren buiten gezeten. "We houden van de warmte," vertelt hij. "Nu mag ik niet meer in de zon.”
Ziekenhuis
Verhoeven was te oud voor een stamceltransplantatie, maar werd ingeloot voor een nieuwe, levensverlengende behandeling in het Haga Ziekenhuis: een combinatie van medicijnen en chemo. Vorige maand kreeg hij zijn 75ste kuur. "Krijg ik nu een lintje?” vroeg ik. Alle verpleegkundigen kent hij inmiddels bij naam. Het kankermedicijn, dat via een infuus zijn arm in loopt, is deel van zijn bestaan geworden. Rustig ligt hij op de afdeling, met muziek op zijn oren. Bidt hij tot Maria.
"Eerst ging ik mee”, mengt zijn vrouw zich in het gesprek. "Maar op een gegeven moment zei hij ‘ga lekker thuis op het dakterras liggen, joh.' Dat vond ik zo oneerlijk. Ik in de zon, hij in dat ziekenhuis. Maar het went. Ik kan toch niks doen.”
Inleveren
De acute leukemie mag hem dan nooit hondsberoerd hebben gemaakt, de pillen deden dat wel. Twee keer riep hij uit dat het voor hem zo niet meer hoefde. Zijn blaas speelde op, hij kreeg neusbloedingen, infecties teisterden zijn mond en maakten zijn knieën dik. Hij stopte met de medicijnen, alleen de chemo bleef over. Nu leven Theo en zijn vrouw hun leven tussen de behandelingen door. De buitenlandse reizen hebben ze ingeruild voor hotelarrangementjes in Nederland en de riante auto voor een kleintje - zodat zíj straks niet met zo’n grote bak zit. "We hebben wel veel moeten inleveren hoor," vindt hij. "Wandelen, saunabezoeken, klussen, feestjes... allemaal voorbij. Laatst werden we uitgenodigd voor Soldaat van Oranje. In overleg met mijn hematoloog heb ik nee gezegd. Ik heb geen weerstand, moet mensenmassa’s mijden om te voorkomen dat ik een virus oploop.”
Verhoeven werkte het grootste deel van zijn carrière bij computerbedrijf IBM. Begon na de mulo bij de gemeente Nijmegen op de afdeling ‘mechanische administratie’. Data uit het bevolkingsregister werden opgeslagen op ouderwetse ponskaarten. In de avonduren en de weekends draaide hij eerst nog mee in de bakkerij van zijn vader in Gendt. Elf kinderen waren er thuis. Nog voor hij in het bezit was van een rijbewijs bracht hij al bestellingen rond. In de jaren 70 deed de computer zijn intrede. Verhoeven groeide mee met IBM, verhuisde uiteindelijk naar het nieuwe hoofdkantoor in Zoetermeer. Een geluk, vindt hij. Want daar ontmoette hij Gea, zijn tweede vrouw. Met de eerste, met wie hij twee dochters had gekregen, was het stukgelopen. "Maar we gaan goed met elkaar om. Ook nu, tijdens mijn ziekte."
Op zijn 54ste kon hij met een mooie regeling IBM verlaten. Nog even werkte hij voor zichzelf, toen begon het grote genieten. "We hadden een vrij zorgeloos leven."
Tot dat slechtnieuwsgesprek bij de dokter. Ook Gea kon het nauwelijks bevatten. "Dan keek ik naar hem met een brok in mijn keel en dacht: hoe kán dat nou?"
Geluk
Hij begon dingen te regelen. Legde een ‘informatiemap’ aan die nu voor hem op tafel ligt. Op het voorblad prijkt een inhoudsopgave: notaris, adressen, hypotheek, wilsbeschikking. "Dat geeft rust," zegt hij. Met zijn vinger gaat hij langs de adressen in de lijst. Hij heeft er al zeker vijf moeten doorstrepen. Vrienden en kennissen die onlangs doodgingen aan kanker. Dat hij er nog steeds is, noemt hij ook geluk.
Heeft hij dan vrede met zijn naderende einde? "Nee, dat niet. Bij leven wil je nooit dood." Tenzij, zegt hij, de aftakeling hem zo hard raakt dat hij zijn waardigheid verliest. "Ik wil niet kwijlend in een rolstoel eindigen."
Doodgaan
Hij vindt het pijnlijk dat hij geen deel meer uitmaakt van het verenigingsleven. Altijd zat hij in het bestuur van de voetbal- of tennisclub. Nu is hij geen betrouwbare partij meer, te vaak moet hij afzeggen wegens een kuur of vermoeidheid. En het kan elk moment afgelopen zijn.
Het doodgaan zelf jaagt hem geen angst aan. Misschien, denkt hij hardop, omdat hij van die acute leukemie nog altijd niets heeft gemerkt. Kijkt hij in de spiegel, dan ziet hij gewoon Theo. Het maakt zijn hele ziekteproces zo onwerkelijk.
Wil jij ook jouw verhaal vertellen? Mail naar annemarie@persgroep.nl