Niets
Boven de zee herschrijf ik de laatste paar scènes van mijn nieuwe roman, De mooiste vrouw van de wereld. Als een vakantie voelt deze reis daarom niet, maar voor ontspanning lijkt het me dan ook nog veel te vroeg. Een bekende van in de zestig zei eens: ‘Uitrusten, dat doe je maar als je dood bent. Aan het eind van je leven moet je tijd tekort zijn gekomen.’
Niets leek me meer waar.
Mocht dit vliegtuig neerstorten, dan is het ergens een even beangstigende als kalmerende gedachte dat de mens ooit uit de zee kroop en aan land ging, en er dus ook weer naar kan terugkeren. Het manuscript, met aantekeningen van mijn redacteur, en onze zorgvuldig ingepakte bagage zouden misschien opduiken in journaalbeelden van het rampgebied.
Hoe hard je ook werkt, dat wat er van een mens overblijft lijkt me schrikbarend weinig.
Maar daar is het nog te vroeg voor. Eerst komt er heel lang niets en als je denkt dat er echt niets meer komt, dan komt er land in zicht.