Zoeken
Dave Eggers' 'De parade' getipt bij DWDD: een leesfragment
Het boekenpanel van DWDD koos De parade van Dave Eggers als één van de vier beste boeken van maart 2019! Om dat te vieren plaatsen we hier twee mooie hoofdstukken uit het boek. Lekker lezen.

Dave Eggers' 'De parade' getipt bij DWDD: een leesfragment

Gepubliceerd op 21 maart, 2019 om 00:00

II

‘Stap in,’ zei Vier. Hij zat in een taxi die op de oprit van het hotel stond te wachten. Negen was net met zijn sporttas en op sandalen naar buiten gekomen als een toerist die een dagje gaat sightseeën. Hij stapte in en de taxi vertrok.
    ‘Je moet wel andere schoenen aan,’ zei Vier.
    Negen deed zijn mond open, hield zijn hoofd schuin als een dier en glimlachte toen alsof hij uit een hele serie grappen probeerde te kiezen. Maar hij zei niets. Hij schudde alleen zijn haar weer uit zijn gezicht.
    Vier kende zijn soort, een man die alles grappig vond, vooral zichzelf. Hij had zijn haar zo laten groeien dat het zijn zicht belemmerde en honderd keer per dag moest worden weggestreken. Belachelijk. Voor iemand met die instelling was dit werk een avontuur, louter voor de lol.
    Maar Vier wilde niet langer blijven dan nodig was. De hoge luchtvochtigheid was zelfs tijdens het ritje van de luchthaven naar de stad al een kwelling. Hij wist dat hij afwisselend apathisch en driftig werd als hij dit soort hitte lang moest verdragen. Maar in de cabine van de rs-90-80 zat airco en de opdracht was simpel: ze moesten 230 kilometer tweebaansweg asfalteren en van markeringen voorzien en zo het landelijke zuiden van het land met de hoofdstad in het verstedelijkte noorden verbinden.
    De corridor was al van obstakels ontdaan en geëgaliseerd, maar de regentijd brak bijna aan en als de weg dan niet geasfalteerd was, zou al dat werk voor niets zijn geweest. Vier had de plannen bestudeerd en satellietfoto’s gezien. Hij had nog nooit aan zo’n kaarsrechte weg gewerkt. Hij sneed dwars door struikgewas, woestijnen, wouden en dorpen. Nergens was een heuvel, berg of stad te bekennen. Er waren vrijwel geen hindernissen.
    ‘Dus je hebt al heel wat projecten gedaan,’ zei Negen. Hij sloeg nu een serieuze, respectvolle toon aan, maar die klonk niet erg overtuigend. Om zijn vrouwelijke mond verscheen alweer het begin van een glimlach.
    ‘Dit is mijn drieënzestigste opdracht,’ zei Vier. Daar liet hij het bij. De afgelopen acht jaar had hij op vier continenten meer dan zevenenhalfduizend kilometer geasfalteerd.
    ‘Weleens iets gevaarlijks meegemaakt?’ vroeg Negen.    
    Vier was maar twee keer met een vuurwapen bedreigd. Zijn soort werk werd vaak uitgevoerd in periodes en gebieden die getekend waren door geweld en bloedvergieten, maar zelf had hij daar nooit mee te maken gehad. Bij een eerdere klus had hij iets gezien waarvan hij later hoorde dat het een neerstortend passagiersvliegtuig was geweest dat vanaf de grond met een luchtdoelraket was neergeschoten. Hij was langs waterputten gekomen met lijken erin. Hij was een keer ergens geweest waar een paar minuten later iemand zou worden gekruisigd. ‘Nee,’ antwoordde hij.
    ‘Heb je al eerder met dit type machine gewerkt?’ vroeg Negen.
    ‘Jawel,’ zei Vier.
    Dat was niet helemaal waar. Dit was zijn eerste klus met deze asfalteermachine en pas de tweede keer dat het bedrijf de rs-90-80 inzette – overigens een significante verbetering ten opzichte van het vorige model, de rs-50. Een van de verschillen met het eerdere model was dat de cabine nu maar ruimte bood aan één persoon. In de rs-50 was ruimte voor twee mensen en Vier vond het verschrikkelijk om samen met een ander in de kleine cabine te moeten zitten. Er was binnen maar één iemand nodig en dat werd in het nieuwe model terecht erkend. Voor dit karwei had het bedrijf besloten dat de tweede medewerker vooruit moest rijden op een quad, een terreinmotor met vier wielen, om obstructies te signaleren en erop toe te zien dat er niet met de asfaltcapsules werd geknoeid. Dat was de taak van Negen.
    ‘Moet je zien,’ zei Negen en hij wees naar de kant van de modderige weg. Vier snapte niet helemaal wat Negen zo interessant vond. Het was allemaal niet nieuw. Alles om hen heen was typerend voor een ontwikkelingsland dat net een oorlog achter de rug had. De rijen frisdrankflessen met diesel aan de kant van de weg en de verschrompelde grootmoedertjes die ze verkochten. De zwerfhonden, de kinderen met baby’s op de arm. De diagonale rookpluimen van branden in de verte. De rondslingerende patroonhulzen. De pubers met spiegelende zonnebrillen en ongeladen kalasjnikovs. De vrachtwagens die luxeartikelen vervoerden die de bevolking in geen jaren had gezien; airconditioners, archiefkasten, onbeschadigde ramen, zelfs gebrandschilderd glas voor een met buitenlands geld gefinancierde kerk. De witte trucks vol chagrijnige of losgeslagen hulpverleners.
    Overal waren tekenen van wederopbouw. Op een gammele steiger van knoestige stokken was een tiental metselaars een gemeentegebouw met een wolkvormig gat in de voorgevel aan het herstellen. Voor het belendende pand zat een vrouw van middelbare leeftijd in een met bont gevoerde winterjas onder een gestreepte strandparasol naast een groot kopieerapparaat dat ze op een of andere manier naar de kant van de weg had weten te krijgen. Er stond een rij mannen en vrouwen in kantoorkleding te wachten tot ze aan de beurt waren om het te gebruiken. Ze werden ingehaald door een dieselbrommer die een hoog gejank uitstootte en Negen lachte.
    ‘Een compleet gezin,’ zei hij.
    Vier keek even opzij en zag dat er vijf mensen op die ene brommer zaten, en al snel zwenkten ze hun rijstrook op. Twee kinderen stonden op de treeplaat vóór hun vader en de vrouw achterop hield zich stevig aan hem vast met een baby op haar rug. Het gezichtje van de baby, die diep in slaap was, werd omwolkt door dieseldampen. Het kind had een mutsje met sierstenen en belletjes op.
    Een ontluikende stad, levend en wel na een burgeroorlog waarvan de inwoners dachten dat er nooit een eind aan zou komen. Al het glas was versplinterd, alle daken waren ingestort. Er waren mensen zonder benen en hospitalen vol stervenden en behoeftigen. Er waren miljoenen ontheemden, miljoenen vluchtelingen, tienduizenden wezen. Toch verliep de wederopbouw in een jubelstemming, ondanks het onopgeruimde puin, het afval in beken en rivieren, het overal oprukkende tij van felgekleurde plastic flessen. Te midden van de chaos heersten vreugde en koortsachtige ondernemingslust. Er was een grote toestroom van buitenlandse hulp, bouwfondsen, buitenlanders die kwamen taxeren, adviseren, subsidies en steekpenningen uitdelen en premies incasseren. Woonhuizen werden hotels, keukens werden restaurants. De bezoekers hadden bronwater, frisdrank, whisky, kip, snoepgoed en rundvlees nodig. Wie zes hulpverleners een maaltijd kon voorzetten, kon zijn gezin een maand lang onderhouden. Of een brommer kopen om samen weg te trekken.
    ‘Vandaag maken we een lange dag,’ zei Vier. ‘We werken vooruit zolang het kan.’ Terwijl hij dat zei, wist hij dat Negen een glimlach van binnenpret zou onderdrukken en dat deed hij ook. Vier wendde zijn blik af en zag twee mannen een nieuwe afwasmachine van een ossenkar tillen waar ook een oudere vrouw op een brancard op lag met een infuus dat met ducttape aan een cricketbat boven haar hoofd was vastgemaakt.
    Ze hadden twaalf dagen om de klus te klaren. De rs-90-80 was ontworpen om 25 kilometer per dag te asfalteren, maar dat kon tot 30 kilometer worden opgeschroefd. Vier verwachtte dat ze de 230 kilometer in tien dagen af zouden hebben. Toch had het bedrijf een kleine marge van twee dagen ingebouwd, want je wist maar nooit. Het bedrijf zou een bonus van de overheid krijgen als alles op tijd werd afgerond, dus elke dag extra bracht het schema in gevaar en daarmee ook de bonus, en daarmee ook de onkostenvergoeding voor Vier.
    En het belangrijkste was: de weg moest op tijd klaar zijn voor de parade. De president, die bekendstond om zijn voorliefde voor politiek theater, wilde de parade laten beginnen zodra de weg was voltooid. De processie, die vanuit de hoofdstad naar het zuiden zou trekken, moest een symbool zijn van het eind van de decennialange oorlog en het begin van de vrede en de welvaart die de nieuwe weg mogelijk zou maken.
    De rs-90-80 nam vrijwel alle twijfels over de haalbaarheid van zo’n strak schema weg. Het asfalteren vond plaats in het droge seizoen, regen leek niet waarschijnlijk en afgezien daarvan waren er vrijwel geen variabelen. Zonder variabelen of afleiding kon men erop rekenen dat Vier het werk op tijd of zelfs eerder af zou hebben. Afgezien van slapen en af en toe iets eten deed Vier niets anders dan werken als hij uitgezonden was. Hij nam alleen pauze als het echt niet anders kon.
    ‘Ben je hier al eerder geweest?’ vroeg Negen.
    ‘Nee,’ zei Vier. Hij keek naar Negen, die zijn haar weer naar achteren gooide en met zijn hand over zijn schedel streek. Al snel belemmerde het haar dat hij net uit zijn ogen had gestreken zijn zicht opnieuw. Belachelijk, dacht Vier.
    ‘Dit is jouw eerste klus,’ zei Vier.
    ‘Ja,’ zei Negen.
    ‘Je begrijpt wat jouw rol is?’
    ‘Ja. De weg vrij maken en “obstakels minimaliseren”.’ Die laatste twee woorden sprak Negen op spottend formele toon uit.    
    Vier keek hem strak aan en haalde diep adem. De taxi haalde een stel politieagenten in die met blote voeten en hun benen schuin over elkaar achter in een pick-uptruck zaten te luieren. Er kwam een rij schoolkinderen in kakikleurige broeken en felwitte shirtjes voorbij met boeken die ze van een ver land hadden gekregen. Er scheurde een pick-up langs die in de laadbak een berg verwrongen, verbrand staal vervoerde.
    ‘Jouw taak bestaat uit het vooruitrijden op de quad om ervoor te zorgen dat er niets of niemand op de weg is als ik kom. Geen mensen. Geen dieren. Niets. Kleinere keien zijn niet erg, maar als je diepe groeven ziet, moet je dat melden. Als je een gat ziet of een scheur of iets anders wat niet klopt, dan laat je me dat weten. Oké?’
    ‘Ja.’
    ‘Je moet er vooral voor zorgen dat er geen voertuigen op het wegdek komen. Auto’s, motoren, of geiten, koeien, fietsen, alles wat zwaar is. Een beladen kar of vrachtwagen kan oneffenheden in de weg maken en het oppervlak beschadigen. Begrepen?’
    ‘Ja.’
    ‘Een bepaalde mate van oneffenheid is wel acceptabel, zelfs bijna onvermijdelijk in zo’n land, maar het is jouw taak die zo klein mogelijk te houden en dat betekent dat het aantal voertuigen en andere weggebruikers moet worden gereduceerd. Ja?’
    ‘Ja.’
    ‘Als je een significante oneffenheid tegenkomt, dan gooi je die dicht voordat de rs-90-80 er is, en als de oneffenheid te groot is, moet je me dat via de portofoon laten weten of zelf naar me toe komen. Dan kunnen we bekijken of we de machine stilzetten en de afwijking herstellen of er gewoon overheen asfalteren. Oké?’
    ‘Oké.’
    ‘Als ik naar de volgende capsule rijd en halverwege ben,’ ging Vier door, ‘ga jij controleren of daar niets of niemand in de buurt is. Voor de mensen zijn die capsules een soort bezienswaardigheid, maar voor ons zijn ze van levensbelang. Het asfalt en de brandstof voor de rs-90-80 zitten erin. Als er zelfs maar met één wordt geknoeid, is het voor ons einde oefening. Het heeft het bedrijf uitzonderlijk veel moeite gekost om alle capsules hier te krijgen. Begrepen?’
    ‘Ja.’
    ‘Ze zijn dan wel zo zwaar dat niemand ze kan optillen en er zitten sensoren op waarmee je kunt zien of ermee geknoeid is, maar jij moet ervoor zorgen dat er niemand zelfs maar bij de volgende capsule in de buurt is. Niemand mag eraan komen of erop zitten. Niets of niemand. Duidelijk?’    
    ‘Ja. Alle obstakels opruimen, menselijk of anderszins. En geen geknoei.’ Weer glimlachte Negen alsof hij een grap had gemaakt. Toen hij doorkreeg dat zijn grapjes niet aan Vier besteed waren, boog hij zich naar het raampje tussen de achterbank en de voorbank en spuide tot verbazing van Vier en de chauffeur een stroom zinnen in het dialect van de streek. Vier herinnerde zich nu dat hij op het profiel van Negen had gezien dat hij de plaatselijke taal sprak, een van de weinige kwalificaties waarover hij leek te beschikken.   
    Terwijl ze de stad uit reden en Negen en de chauffeur in een geanimeerd gesprek verwikkeld raakten, maakten de geïmproviseerde winkeltjes en hotels plaats voor bidonvilles en bergen brandend afval. Langs de rand van de stad zag Vier door een sluier van oranje stof het begin van de weg. De rs-90-80 stond ernaast, een laag, dofgeel geschilderd voertuig met een zwarte bies. Het bedrijf had Vier dat de machine zo goed als nieuw was, maar één keer gebruikt, voor nog geen tien kilometer weg.
    Negen wees ernaar en wisselde opgewonden van gedachten met de chauffeur. Negen richtte zich weer tot Vier. ‘Hij zegt dat hij weleens in de wegenbouw heeft gewerkt. Hij gelooft niet dat deze machine alles alleen kan.’
    Vier stapte uit en rekende af. Het was halfnegen en de zon stond al hoog boven de boomkruinen. Hij noteerde de tijd in zijn opschrijfboekje en liep naar de asfalteermachine. Vier keek toe terwijl Negen bij het portier van de chauffeur bleef hangen en het gesprek met een hartelijke handdruk en een luide lach afsloot. ‘No no no!’ bulderde hij tegen de chauffeur voordat hij een drafje inzette om Vier in te halen.
 

III

Vroeger zouden er voor het asfalteren van dit soort wegen minstens vier machines en twaalf mensen nodig zijn geweest. Het was smerig werk waarbij giftige dampen vrijkwamen. Van een afstand zag het procedé eruit als een bijzonder traag, chaotisch circus. Een vrachtwagen met zestien wielen en een open laadbak reed achteruit met de klep omhoog om het gloeiende asfalt in de grote trechter te gieten waardoor het op de weg werd gestort. Daarachter kwam de wals om het oppervlak te verdichten en te egaliseren. Er moesten wegwerkers meelopen om ervoor te zorgen dat alle stappen in het proces soepel verliepen.
    Maar bij de rs-90-80 waren al die taken ondergebracht in een oneindig veel efficiënter en eleganter systeem. Het asfalt werd niet meer per vrachtwagen naar de plaats van verwerking gebracht, maar langs de weg geplaatst in eenvoudige gele capsules van twee bij twee meter die eruitzagen als kubussen met afgeronde hoeken; reusachtige dobbelstenen zonder ogen. In zo’n kubus werd de asfaltspecie via de afstandsbediening verwarmd, zodat het mengsel gebruiksklaar was als de rs-90-80 eraan kwam. Dan tilde de rs-90-80 de capsule op zijn plaats op de asfalteermachine en klikte hem daar vast. De machine zoog de inhoud eruit en asfalteerde daarmee de volgende tien kilometer. Zo kon een taak waarvoor vroeger een tiental machines en vrachtwagens en dertig mensen nodig waren, nu door één persoon met een enkele machine worden gedaan.    

Vier twijfelde dan ook aan het nut van Negen. Obstakels leken onwaarschijnlijk en op satellietfoto’s was elke noemenswaardige hindernis meteen te zien. Wat menselijke bemoeienis betrof, in sommige delen van de wereld wel een factor, wees al het onderzoek van het bedrijf uit dat dit project niet op plaatselijke weerstand zou stuiten. Het project was nu al anderhalf jaar in voorbereiding en werd in de regio breed gesteund. In de maanden voor de aankomst van Vier hadden zijn collega’s het terrein ontgonnen en geëgaliseerd en de plaatselijke bevolking had de hele tijd geholpen, betaald en onbetaald. Als er een huis moest verdwijnen, deden de bewoners daar niet moeilijk over; ze namen de verhuispremie in ontvangst en vertrokken meteen. Doordat het gemiddelde huishouden maar weinig bezittingen had, waren ze doorgaans binnen een uur weg.

         Nu was de weg vrijwel klaar, hij hoefde alleen nog geasfalteerd te worden en dat was met het oog op de vele overstromingen in dit klimaat van essentieel belang. Tot voor kort waren de meeste wegen in het zuiden van het land onverhard en in de regentijd vrijwel onbruikbaar geweest. Als de weg eenmaal geasfalteerd was, konden allerlei goederen uit de hoofdstad in het noorden snel en gemakkelijk naar de provincie worden vervoerd – medicijnen, landbouwapparatuur en bouwmateriaal, allemaal artikelen die tot nu toe schaars waren. Voordat deze weg er was, duurde de reis van de hoofdstad naar de rest van het land in het gunstigste geval vier dagen en waren er onderweg nergens benzinepompen of garages. De bussen die de route bedienden moesten zelf benzine meenemen en dat maakte ze een makkelijke prooi voor struikrovers. De nieuwe weg zou met een snelheid van honderdtien kilometer per uur veiligheid en vooruitgang naar de provincie brengen. De afgelegen gebieden in het zuiden zouden in een paar maanden een achterstand van honderd jaar inhalen.

De weg begon op een vaag bouwterrein aan de rand van de stad. Een ongeregeld zootje oude voertuigen, diepladers, grondverzetmachines en bulldozers stond onbemand op de plek waar de oprit naar de snelweg moest komen. Er stond ook een enorm nieuw billboard met het advies kinderen te laten vaccineren.
    De rs-90-80 was de vorige dag afgeleverd, maar het onderstel zat nu al onder een laag rood stof. Twee gestalten in blauwe overalls liepen er gehaast omheen. De machine was per schip en over land op een dieplader vervoerd en er waren tot nu toe voortdurend twee monteurs bij gebleven om de apparatuur gebruiksklaar te houden. Afgezien van de monteurs was er niemand. Soms ging een project met trompetgeschal en bezoek van hoogwaardigheidsbekleders van start, maar het bedrijf vond dat er in dit geval beter zo weinig mogelijk ophef kon worden gemaakt en Vier was het daarmee eens.
    Naast de rs-90-80 stond een betrekkelijk nieuwe quad. Die was in dezelfde kleur geel geschilderd als de asfalteermachine, met een zwarte en chroomkleurige bies.    
    ‘Is die voor mij?’ vroeg Negen en hij slingerde zijn been over het zadel.
    ‘Heb je weleens op zo’n ding gereden?’ vroeg Vier.    
    Negen grinnikte. ‘Natuurlijk,’ zei hij, en hij keek naar het dashboard als een kat naar een ongrijpbaar touwtje. Hij wist dat er naar hem werd gekeken en richtte zijn aandacht op de helm die achterop lag. Hij gooide zijn hoofd in zijn nek om zijn haar in de juiste positie te brengen en zette overdreven zorgvuldig de helm op voordat hij zijn inspectie van het voertuig hervatte. Hij had geen idee hoe hij het moest starten.    
    ‘We vertrekken over een paar minuten,’ zei Vier en hij volgde de beide monteurs om de rs-90-80 heen voor een laatste inspectie.
    Een man in een gekreukt pak maar zonder schoenen kwam snel dichterbij en bracht een vuile hand naar zijn mond alsof hij iets onzichtbaars wilde opeten. Vier zei niets en keek hem niet aan. Hij richtte al zijn aandacht op de machine en zag alleen de kapotte teennagels van de man in het zand. Ook de monteurs wisten hoe ze zich moesten gedragen. Ze negeerden koppig de smeekbeden van de man en gingen door met hun werk. Binnen een paar seconden begreep de man hoe ze tegenover hem stonden, concludeerde dat het geen zin had hun aandacht te trekken en liep naar Negen, die de natuurlijke gang van zaken onmiddellijk verstoorde. Hij zette zijn helm af en keek de man aan. Hij klopte demonstratief op zijn zakken om duidelijk te maken dat hij geen geld of eten bij zich had. Maar nu de man zijn aandacht had, maakte hij zijn eetgebaar iets dramatischer, alsof hij met een meer aansprekend optreden wel eten of geld van Negen zou kunnen loskrijgen. Negen keek naar Vier in het volle besef dat hij een probleem had gecreëerd. Vier en de monteurs zetten hun inspectie voort aan de andere kant van de machine en lieten het oplossen van de kwestie aan Negen zelf over.    
    De machine was perfect in orde en de tank zat vol. Vier gaf de monteurs een hand en ze vertrokken. Ze zouden nog dezelfde dag naar het regionale hoofdkantoor terugvliegen. Vier liep om de machine heen en bekeek de verbeteringen ten opzichte van de rs-50. Alles leek gestroomlijnd en versterkt. Hij liet zijn hand over de carrosserie van de machine glijden en genoot van de robuustheid en onaantastbaarheid van de buitenkant. De trechter was korter, efficiënter. Het laadmechanisme was een waar kunstwerk. En dit model kon nog markeringen aanbrengen ook. Het ministerie wilde een dubbele gele middenlijn over de hele lengte van de weg en omdat het nieuwe asfalt bijna onmiddellijk droogde, kon de rs-90-80 die aanbrengen zonder vaart te minderen.
    De motor liep al toen Vier instapte en de geur van nieuwe kunststof en vers leer opsnoof. De cabine was ruim, maar toch was alles binnen handbereik. Het dashboard ging met een sleutel open en bleek een heel stel compartimenten te bevatten, allemaal met een eigen sleutel. Er was een vak met gedetailleerde kaarten voor het geval dat de gps uitviel, een vak met een uitgebreide set gereedschap voor eenvoudige reparaties, eentje met een reserveaccu, bougies, doppen en verschillende soorten moeren, schroeven, filters en slangetjes en een met een satelliettelefoon en een lader, want in het grootste deel van het land had een gewone mobiele telefoon geen bereik.
    Onder de stoel stond een stalen kluis met een handvuurwapen, een shotgun met afgezaagde loop, twee handgranaten, genoeg plaatselijke valuta om een paar dorpen om te kopen en zes cyanidecapsules. Vier noteerde in zijn boekje dat alles aanwezig was
    ‘Zal ik vast vooruit gaan?’ vroeg Negen. Zijn gezicht verscheen voor het raampje, al had Vier de treden al opgehaald.
    ‘Sta je nu op het chassis?’ vroeg Vier.
    ‘Chassis?’ herhaalde Negen met een blik omlaag. ‘Eh, ja.’
    ‘Niet doen,’ zei Vier. Negen sprong eraf. ‘En niet met de plaatselijke bevolking praten. Dat weet je. Vooruit. Over het talud rijden en kijken of je oneffenheden ziet. Zo ja, egaliseren. Alleen naar me toe komen als er iets is wat je niet zelf af kunt.’
    ‘Oké,’ zei Negen en hij sjokte naar de quad.
    Vier stuurde de rs-90-80 de weg op. De eerste capsule stond tien meter verderop en het positioneringssysteem van de machine had die afstand nodig om de juiste instellingen te vinden.
    Nu de rs-90-80 in beweging was, verzamelde zich een groepje mannen uit de omgeving om van een afstand naar de machine te kijken. Sommigen waren traditioneel gekleed, anderen hadden een trainingspak aan. Er was een man bij met een stoffig, gehavend smokingjasje, waar hij een korte broek en sandalen onder droeg. Omdat de rs-90-80 bijna stapvoets reed, konden ze hem moeiteloos bijhouden.
    Vier keek naar Negen, die op zijn quad zat en klaar leek om te vertrekken, maar zijn helm nog niet op had. Vier gaf hem een teken dat ze moesten beginnen en hoopte dat Negen nu zijn helm zou opzetten en vooruit zou rijden, zoals afgesproken. Maar Negen knoopte een gesprek aan met de man met het smokingjasje.
    Vier voelde een steek van ergernis, maar hield zichzelf voor dat hij het zich niet moest aantrekken. Hij schakelde en de rs-90-80 schoot vooruit. De maximumsnelheid was vier kilometer per uur en voor het asfalteren van een weg was dat bijzonder snel, maar niet iedereen had het geduld voor dat tempo. Vier vond het meditatief en had het idee dat ze lekker opschoten, maar hij had zo’n gevoel dat Negen geen genoegen zou nemen met de langzame, gestage voortgang van de machine.
    De rs-90-80 bereikte de eerste capsule en pakte hem op. Vijftig meter verderop stonden een paar omstanders toe te kijken terwijl de kubus de helling op en de machine in werd getrokken en vastgeklikt. De rs-90-80 reed door en het voorverhitte asfalt vormde een volmaakte zwarte laag op de weg, met een kaarsrechte dubbele gele streep over het midden maar verder smetteloos.
    Na een paar honderd meter was het nieuwtje eraf en de toeschouwers keerden terug naar hun eigen besognes. Vrouwen met levensmiddelen en brandhout staken achter de machine de weg over zonder angst voor hitte of giftige dampen. Ze vertrouwden Vier, de machine en de deskundigheid die hij als buitenlander vertegenwoordigde. Toen Vier de laatste kilometer van de buitenste ring van de stad klaar had, zwaaiden de kinderen hem uit, maar Vier beantwoordde hun groet niet. Hij en zijn collega’s hadden bij talloze eerdere klussen geleerd dat elke vorm van interactie, zelfs zwaaien, een uitnodiging was tot gesprekken en complicaties. Het begon ermee dat een ondernemende man zwaaide. Dan beduidde hij de bestuurder te stoppen en als die zo dom was daarop in te gaan, vroeg de ondernemende man of er werk voor hem was en of hij kon helpen, of hij bood aan ervoor te zorgen dat de volgende dorpen op de route meewerkten. Dat leidde alleen maar tot steekpenningen en vertraging.
    Het bedrijf verzekerde de werknemers dat het niet onbeleefd was om alleen maar recht voor zich uit te kijken en zich uitsluitend op de weg te concentreren, zich te gedragen als een verlengstuk van de machine. Dat begrepen de mensen heus wel. Ze zouden zelfs meer respect hebben voor een bestuurder die zich niet liet afleiden. Het aanleggen van een goede weg was belangrijk werk. Wat er om hem heen gebeurde kon onmogelijk interessanter zijn.
    Een man aan de kant van de weg leek oefeningen te doen, push-ups. Toen Vier dichterbij kwam, zag hij dat zijn benen verschrompeld waren of helemaal ontbraken, zijn broekspijpen waren twee rafelige vlaggen. Hij bewoog zich voort met zijn armen, die overdekt waren met ernstige brandwonden, en sleepte zo zijn romp en broekspijpen over het grind van de berm. Vrouwen en kinderen liepen langs zonder hulp te bieden of belangstelling te tonen. Het verbaasde Vier niet.
    De beige stad lag al snel achter hem en de toeschouwers waren weg. Vier controleerde het systeem van de rs-90-80 en alles werkte optimaal. In de verte kwamen de scherpe diagonale lijnen van de weg bijeen op een smal punt aan de horizon. Als de snelweg eenmaal geasfalteerd was, zou hij schitterend zijn.

Lees meer over De parade van Dave Eggers

Auteurs
Auteur: Dave Eggers

Dave Eggers (1970) is de auteur van onder meer Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit, Wat is de Wat en De Cirkel. Hij is tevens de drijvende kracht achter uitgeverij McSweeney's en de non-profit 826 Valencia. Zijn boeken werden genomineerd voor de Pulitzer Prize, de National Book Award en de National Book Critics Circle Award.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: