Inchecken
Een landgenoot achter mij klaagt. Zijn dochter mag niet bij hem in de rij staan, omdat ze geen passagier is. Scheldwoorden vliegen links en rechts langs mij heen in een luchtstroom die een onwaarschijnlijk hoog percentage alcohol bevat. Een vrouw spreekt kalmerende woorden, maar het heeft geen effect. Ik draai mij voorzichtig om.
Hij is een jaar of vijftig, kort van stuk en draagt een pooljack dat veel te warm moet zijn. De Surinaamse scheldwoorden doen pijn aan mijn oren.
‘Stil, stil,’ zegt zijn vrouw. Ze kijkt beschaamd om zich heen. De dochter van de man heeft toestemming gekregen om erbij te gaan staan. Ze is een jaar of dertig, fijngesneden gezicht, grote ogen, zware make up en een decolleté waar je niet omheen kan. Ook zij probeert haar vader te kalmeren. Ze glimlacht verontschuldigend naar mij. Mooie tanden.
De man richt zijn aandacht plotseling op mij.
‘Hoe lang blijf je in Suriname?’
De alcoholwalm doet mij achteruit deinzen.
‘Tien dagen,’ antwoord ik.
Zijn ogen glimmen. ’Je gaat genieten,’ zegt hij. ‘Lekker aan de waterkant.’
Hij geeft mij een plagend stompje tegen mijn borst. ‘Lekker kokoswater drinken.’ Weer een stompje tegen mijn borst. ‘Lekker Javaans eten.’
Hij bekijkt mij nu van top tot teen. ’Heb je preventie meegenomen?’
Ik weet dat hij het niet heeft over zonnebrandcrème of repellent. ‘Niet nodig,’ zeg ik, maar het lukt me niet om serieus te blijven kijken.
‘Niet nodig?’ Hij proest het uit. ’Je gaat naar Suriname!’
‘Ik ben getrouwd, dus…’ Ik glimlach mijn brave huisvaderglimlach.
‘Je bent getrouwd!’ Hij klapt bijna dubbel van het lachen.
Zijn vrouw en dochter kijken een beetje ongerust.
’Doe je aan fitness?’ vraagt hij. Hij knijpt in mijn biceps. Ik span ze onwillekeurig aan.
‘Je hoeft niet te drukken, hoor,’ zegt hij.
’Ik drukte niet,’ zeg ik.
Hij lacht en tikt tegen mijn wang. ‘Je bent een mooie jongen,’ zegt hij.
O shit. Ik zie nu dat mensen in de andere rijen met belangstelling ons gesprek volgen. Vrouw en dochter kijken mij aan alsof ze willen zeggen: laat maar praten. Het decolleté van de dochter leidt mij af. Ik probeer er niet in te kijken. Alcoholdamp rechts, decolleté links. Ik krijg het benauwd.
‘Ik ben geen homo, hoor,’ zegt de man, ’maar je bent gewoon een mooie jongen.’
Ik zoek naar een vluchtroute, maar die is er niet.
’Je hebt mooie tanden,’ zegt hij, en staart naar mijn mond. ’Je verzorgt ze goed, he?’
Ik krijg geen kans te antwoorden.
‘Je gaat die meisjes gek maken in Suriname.’
Ik schud mijn hoofd.
‘Maar je doet het wel veilig, hè?’ vraagt hij.
De dochter lacht naar mij en knipoogt.
‘Ik doe niets, dus het hoeft ook niet veilig,’ zeg ik zo vastberaden mogelijk.
De man buldert van het lachen. De mensen in de andere rijen lachen nu ook.
Gelukkig ben ik eindelijk aan de beurt en kan ik inchecken.