Ik heb geleefd #21. Zieke Geneviève (58): Ik nam me voor elke dag een lievelingsdag te laten zijn
"Ik weet nog dat ik wakker werd uit de narcose en vroeg hoe laat het was. ‘Half negen’, zei de verpleegkundige. Van het gevoel dat me toen overviel, kan ik nog steeds kippenvel krijgen. Half negen! Dan hadden ze dus de hele dag geopereerd. Ik was er nog. Ik lééfde. Niet eerder heb ik zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren in iedere vezel van mijn lijf."
Galwegkanker
Geneviève Verberk (58) vertelt over 29 januari 2015. Een paar weken eerder was galwegkanker in een vergevorderd stadium bij haar geconstateerd. De klachten die ze had, leken onschuldig: jeuk. Maar de mededeling van de specialist na uitgebreid medisch onderzoek was keihard. "We kunnen niets meer voor je doen." Een operatie om de tumor uit haar lever te verwijderen, zou te risicovol zijn.
"Daar zaten we dan. Het was zo verdrietig. Ik keek die dokter aan: vertel je me nou dat ik de volgende kerst niet haal?"
Operatie
Haar zus weigerde die boodschap te accepteren en sloeg aan het bellen. Met succes. Geneviève kon op oudjaarsdag terecht bij Geert Kazemier, oncologisch chirurg in het VU Medisch Centrum. Ja, hij erkende de risico’s van een operatie. Maar als zij het aandurfde, wilde hij ervoor gaan. "Hij zei meteen dat hij mijn leven niet kon redden, maar hij kon me - als het allemaal zou lukken - wel tijd geven. Wij wisten dat we deze kans met beide handen aan gingen pakken."
Geneviève was toen 54 en moeder van twee kinderen van 15 en 17 jaar. Zó graag wilde ze er nog een tijdje zijn om hen naar volwassenheid te begeleiden. In de weken tot de operatie zette ze een en ander op papier over haar mogelijke dood. De avond voor ze onder het mes ging nam ze afscheid van haar gezin. "Ik was heel rustig. Had er alle vertrouwen in."
Aan de robuuste houten tafel in haar woonboerderij op het Brabantse platteland haalt ze herinneringen op. "De twee artsen die me hadden geopereerd, stonden de volgende dag allebei aan een kant van mijn bed. Ik kon nog niks. Pakte hun handen vast. De tranen liepen over mijn wangen. Jeetje, dit hebben jullie maar mooi gedaan. Ik ben er nog. Dankjewel."
Winnie de Poeh/Lievelingsdag
Het was natuurlijk niet alleen maar romantiek. Het herstel viel haar zwaar. Ook mentaal. "Iedereen was blij. De operatie was geslaagd, het ging toch goed? Maar eenmaal thuis voelde ik me reddeloos verloren. Van de ene op de andere dag was mijn werk als beleidsmedewerker bij een welzijnsorganisatie weggevallen. Ik wist niet hoe mijn toekomst er uit zou zien. Niets was meer vanzelfsprekend."
Ze citeert Winnie de Poeh.
"Welke dag is het?" vroeg Poeh.
"Het is vandaag," piepte Knorretje.
"Mijn lievelingsdag," zei Poeh.
Een plaatje met die dialoog hing al jaren op haar prikbord in de keuken. Dagelijks was ze erlangs gerend. Nu pas zag ze wat er stond en waren het die woorden die haar kracht gaven. "Ik werd er enorm vastberaden van. Ik nam me voor elke dag een lievelingsdag te laten zijn, hoe vaak ik ook in het ziekenhuis lag en hoe het ook afliep. Terugkijkend is dat ook gelukt: ik heb ondanks al het verdriet en de onzekerheid geen enkele dag gehad die alleen maar donker was. Altijd was er wel een lichtpuntje, viel er wat te lachen of gebeurde iets moois."
Geluk
Of ze nu gelukkiger is dan voor de kanker? Ze schudt haar hoofd. Niet gelukkiger. Ze is zich wel veel bewuster van haar geluk. "Tijdens mijn revalidatie liep ik rondjes om de vijver in de tuin. Heel langzaam. Meer kon ik niet. Ik zag planten die me in de vijftien jaar ervoor nooit waren opgevallen. Dacht: stonden die hier altijd al?"
Erg eigenlijk, denkt ze hardop, dat ze een tumor nodig had om in het nu te kunnen leven.
Kamperen
Haar kinderen zijn inmiddels de deur uit. De relatie met echtgenoot Marc is intenser geworden. Hij schuift bij haar aan tafel. "We laten niets meer liggen," zegt ze en hij knikt. "Alles is en wordt door ons besproken."
In haar lijf is de kanker weer gaan groeien. Een nieuwe operatie zit er niet in, de chemokuren zijn bijna op. Het zou een wonder zijn als ze er over een paar jaar nog is. Maar de jaren die achter haar liggen, neemt niemand haar meer af.
"Toen ik net ziek werd, vroeg de huisarts wat ik nog wilde. We hadden een reis naar het noorderlicht gepland, dat had ik altijd zo graag willen zien. Maar op dat moment was dat niet meer belangrijk en stond er nog maar één ding op mijn lijstje: kamperen, samen met Marc. De eerste keer dat we weer samen voor de tent zaten, net over de grens met België, was een moment van intens geluk."