Controle
Als je boven het ondoordringbare wolkendek vliegt dat Nederland van de zon afschermt, ontwaakt er een monster. Sommigen noemen het heimwee. Ik vind die naam niet passen bij iets met zo een vernietigende kracht. Als het vliegtuig daalt , vliegt het monster naar je strot en scheurt alles wat er tussen zijn kaken komt aan flarden. Het leven dat je in Nederland hebt opgebouwd, je zorgvuldig uitgekristalliseerde Euro Surinaamse identiteit, alle redenen die je hebt om in Nederland te blijven wonen. Weg. Je wil nog maar twee dingen. Huilen en terug naar Suriname.
In de slurf van het vliegtuig heb ik mijzelf weer een beetje bij elkaar geveegd. Je bent een volwassen man, zeg ik tegen mijzelf, stel je niet zo vreselijk aan. Ik glimlach naar mijn medepassagiers en zeg: ’Koud,he?’
Het heimweemonster geeft mij een stomp in mijn maag en ik krimp ineen. Er komt een vrouw in uniform met een hond aangelopen. De nerveuze Mechelse Herder duwt zijn neus tegen en in de handbagage. Kinderen deinzen verschrikt achteruit. Ik vergeet het elke keer weer. De honderd procent controle. Het laatste waar je zin in hebt als je aankomt. Even later moet ik aan een jonge man in uniform uitleggen wat ik in Suriname gedaan heb en wie mijn reis heeft betaald.
‘Honden geopereerd voor de Surinaamse dierenbescherming,’ zeg ik met een glimlach. Zoals gewoonlijk wordt deze zin verbaasd herhaald en mag ik van de douane, marechaussee of hoe ze ook heten, doorlopen. Nog even door de scan en dan snel door naar de bagageband. Nee. Direct na de scan van mijn handbagage word ik gewenkt. Ik moet mij melden aan een tafel. ‘Wilt u uw handbagage even openen, meneer?’ De jongeman is een jaar of dertig, zijn bolle gezicht krijgt door een flinke snor een gewichtige uitstraling. Ik open mijn trolley. Er zit niet veel in. Hij kijkt in de plastic zak met bacoven. Niet interessant. Pakt de zware literatuur die ik van plan was onderweg te lezen. Niet interessant. Het potje honey roast, creamy peanut butter dat ik in een opwelling op Zanderij kocht, is kennelijk wel interessant. Hij bekijkt het van alle kanten. Schroeft het deksel er af. Bekijkt de seal. Trekt die eraf. Dat is het moment waarop het tot mij doordringt. Ik ben verdacht.
Hij pakt een soort satéstokje uit een la. Hij gaat toch niet...? Ja, hij gaat het wel doen. Hij steekt het stokje in de smeuïge substantie, waarvan een kennis mij verzekerde dat deze ‘fucking lekker’ was. Hij duwt het stokje langzaam door tot de bodem. Hij herhaalt dit nog vijf keer. Duidelijk teleurgesteld dat hij geen lading geconcentreerde cocaïne aantreft, schroeft hij het deksel terug op het potje. De lust om de honey roast pindakaas te proeven verging mij op het moment dat het satéstokje er de eerste keer in verdween. Dat zal mij leren om pindakaas mee te nemen in het vliegtuig. Er zit niets meer in mijn trolley. Behalve een kladbokje met wat aantekeningen, ideeën voor verhalen. De douanier bladert het door. Hij leest. Hij heeft kennelijk geen haast. Ik kijk zo onopvallend mogelijk op mijn horloge. Plotseling stopt hij. ’Wat heeft dit te betekenen meneer?’ vraagt hij en wijst met een grote vlezige vinger een woord aan. ‘Drugsdealer’ staat er. Drugsdealer!! Ik kan mij niet eens herinneren dat ik dat geschreven heb! O ja, ik weet het weer. Het was lang geleden, toen ik nog niet wist welke kant het verhaal op zou gaan. Ik voel mij niet meer op mijn gemak. De pindakaas was peanuts, dit is het echte werk. Ik voel mij schuldig. Heel schuldig. Maar waaraan? ‘Ik ben schrijver,’ zeg ik. Het klinkt allesbehalve overtuigend. ‘Het zijn ideeën voor een verhaal dat ik schrijf.’ Soms klinkt de waarheid als een bijzonder slecht verzonnen leugen. De douanier knikt, maar ik kan zijn gedachten lezen: schrijver, mijn reet, jij bent van mij. ‘Wat heeft u in Suriname gedaan meneer?’ ‘Honden geopereerd voor de Surinaamse Dierenbescherming.’ Dat klinkt nu als de meest belachelijke leugen die een drugskoerier ooit verzonnen heeft. De douanier trekt zijn wenkbrauwen op, laat ze weer zakken en kijkt mij triomfantelijk aan. Zijn gezicht straalt. Ik probeer te glimlachen, maar het lukt niet. ’Heeft u een bewijs daarvan meneer?’ vraagt hij. En had u echt niets beters kunnen verzinnen? denkt hij. Hij kan zijn vreugde nu nauwelijks meer verbergen. Godzijdank heb ik in een zijvak van de trolley een nieuwsbrief van de Dierenbescherming. Er staat een foto van mij in, zwetend boven de operatietafel. Hij kijkt naar de foto en naar mij. Fronst zijn wenkbrauwen. Tuurt naar de foto en kijkt weer naar mij. De teleurstelling druipt van zijn bolle gezicht. Hij propt alles weer in de trolley. ’Dank u wel meneer. Welkom in Nederland.’