'Het is niet over als het stopt'
Ik ben dertien en ik besta een paar maanden niet. Paradoxaal genoeg – maar dat zie ik op dat moment niet – doen een paar meisjes erg hun best om me dat zo duidelijk mogelijk te maken. Groepjes sluiten zich voor me, er wordt hard en venijnig over me gepraat. Ik heb geen plek waar ik naartoe kan, ik verlies op dat moment de controle over wie ik mag zijn. Op een cruciaal moment in mijn ontwikkeling besta ik alleen tussen haakjes, geïsoleerd van de groep, die iemand van me heeft gemaakt die ik niet ben. Tijdens die maanden leer ik harde lessen op school. En niet alleen door de pesters zelf.
Haakjes
Ik zoek hen voor het eerst in al die jaren eens op Facebook op. Doodgewone mensen. Ze hebben functies in bedrijven. Ze zijn in een relatie. En ik denk: het gaat niet om jullie. Jullie waren waarschijnlijk rot-onzekere pubers die naar beneden trapten om zelf niet weggeduwd te worden. Het gaat erover dat niemand jullie heeft tegengehouden.
Het gaat om goedbedoelde uitspraken als ‘daar word je sterker van’, ‘je moet weerbaar worden’, en ‘je gaat in je leven altijd pestkoppen tegenkomen’. ‘Ga maar op de gang huilen’, zegt een leerkracht, je stoort de les. Ik durf de klas niet meer opnieuw binnen te komen.
Door te zeggen dat een kind weerbaarheid moet opbouwen geef je het eigenlijk mee dat het zwak is en de pesters sterk. Nog los van de vraag wie in zo’n specifieke dynamiek van geweld en groepsdruk niet weerbaar is, leg je de verantwoordelijkheid voor verandering in de situatie bij het slachtoffer. Daardoor installeer je een normaliteit, een normaliteit waarin gepest wordt en waartegen het slachtoffer zelf moet opkomen.
Wat had ik gedaan om maanden psychologisch geterroriseerd te worden? Exact hetzelfde als waarvoor sommige mensen me nu bewonderen. Omdat ik luidop tegen de heersende consensus van de groep in durfde te gaan. Sociale zelfmoord op een middelbare school, uiteraard, en uiteraard is een woord dat hier niet zou mogen staan. Want het gaat niet over de maanden van negeren, het gaat niet over het kleineren. Het gaat om de context waarin het gebeurde. Dat het maanden onder de radar is kunnen blijven, misschien omdat er geen fysiek geweld bij te pas kwam. Het lijkt wel of de leerkrachten wachtten tot er iets aantoonbaar strafbaars gebeurde, duidelijkheid, waardoor ze het sluipend lieten misgaan. Het probleem zit niet in het geweld dat in ieder van ons zit, maar in de acceptatie van dat geweld. Geweld vereist van in de kiem, wanneer het nog geen pesten genoemd kan worden, een harde aanpak.
Ook zo was ik onzichtbaar gemaakt. En vooral dat is jaren blijven doorwerken, toen het schelden al lang was uitgestorven, de haakjes waren geopend en ik weer langzaam mocht samenvallen met wie ik aan het worden was. Het is niet over als het stopt. (Heel lang heb ik zelf geen kinderen gewild, omdat ik was gaan geloven dat gepest worden bij opgroeien hoort.)
Het gaat om het durven zien, en zien vergt moed. Geen enkele school zal zeggen dat het pesten ondersteunt, of niet aanpakt. Maar hoeveel scholen durven op tijd zelf in te grijpen, voor het escaleert?
Pas wanneer ik fysiek instort aan de leraarskamer, komt de school in actie. Ik mag naar de EHBO. Meteen nadat de maatregelen getroffen zijn, houdt het pesten op. Het had helemaal niet zo lang moeten duren, als er sneller was ingegrepen. Maar het is niet over als het stopt.
Consensus
Ik klik hun profielen op Facebook weg, want ik voel ze weer. Ze zijn er nog, ze zijn in mij, de meisjes, de pijn en ook de haakjes. Het is erg makkelijk om ze zelf om me heen te zetten. We worden gevormd door projecties van anderen op ons, die niet eens iets met ons te maken hebben. We zijn wie we tegenkomen, we laten voortdurend iets van onszelf achter in elkaar. We scheppen niet alleen een context waarbinnen we leven, we zijn de context.
En dat schept een ongelofelijke verantwoordelijkheid, niet alleen voor elk individu, maar ook voor wie in staat is om te bepalen wat in een omgeving aanvaard wordt en wat niet, zoals scholen, sportclubs, directies van bedrijven. Ik heb hard moeten vechten om mezelf te zien zoals ik mezelf wil zien, niet door de ogen van wie mij minder maakte dan iemand anders.
Hoe lang heeft het pesten geduurd? Misschien een paar maanden. Maar het heeft jaren aan me geplakt. Niet omdat andere mensen me er nog mee associeerden – het geheugen van een middelbare school is kort en iedereen is toch vooral met zichzelf bezig – maar omdat ik mezelf was gaan zien zoals die pesters me zagen. Een vriendin die ik nog maar een paar jaar ken vroeg me eens of ik gelukkig was als puber. Ze schrok enorm toen ik het vertelde. ‘Jij bent nochtans een van de sterkste mensen die ik ken’, zei ze. Ik weet het zo zeker: het is niet het pesten dat me sterk heeft gemaakt. Ik ben sterk geworden ondanks het pesten. En er zijn veel te veel mensen die de haakjes nooit overkomen, die geloven dat het hun plek in de wereld is om vernederd en vertrappeld te worden, mensen die het licht in zichzelf nooit durven laten schijnen, omdat ze geleerd hebben dat er dan een meute klaarstaat om het te smoren. Wat wil de meute niet zien? Waar zou dat licht op schijnen waar ze bang voor zijn?
Nu geef ik zelf les aan jongeren en ik merk dat het niet ophoudt. Dat er nog altijd een consensus bestaat dat kinderen ‘weerbaar’ moeten worden gemaakt, dat het bij het leven hoort, ‘dat het nu eenmaal zo gaat’. Dat scholen nog altijd vaak wel een pestplan hebben, maar wachten tot het kind of de ouders zelf om hulp vragen. Vaak is het dan te laat.
Het is niet over als het stopt. Het is veertien jaar geleden en de tranen staan in mijn ogen. Laat het gewoon niet gebeuren. Niet op de speelplaats, niet op Facebook, niet onder volwassenen. Nergens. We hebben functies in bedrijven. We zijn in een relatie. We zijn doodgewone mensen en we weten waartoe we in staat zijn. Verzet hoort daarbij.
*
Foto: Maarten Mellemans
Dit artikel is eerder verschenen in De Standaard.
Ooit vroeg Anneleen Van Offel aan een aantal vrienden wat die dachten dat ze de hele dag deed. De meesten antwoordden: al je spullen zoeken. Dat is grotendeels waar. Daarnaast schrijft ze. Momenteel werkt ze vooral aan haar debuutroman, maar ze schrijft ook verhalen (de Revisor, Kluger Hans) en poëzie (Hard//hoofd). Tijdens haar opleiding Woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen leerde ze de werkelijkheid lezen als een verhaal. Sindsdien weet ze dat er weinig verloren is, zolang er gezocht wordt.
In de Lebowski Talent Pool werkt ze verder aan haar roman.