Wettig en overtuigend bewezen (11): Zo kwaad dat hij de moestuin van de buren doodspoot
51 kilo bonen, 75 kilo aardappelen, 100 kilo prei en nog wat kilo’s bieten. Dat had het bejaarde echtpaar kunnen oogsten als buurman D. (77) hun moestuin niet had besproeid met gif. Ze deden aangifte van vernieling én vergiftiging.
De potentiële oogst vertegenwoordigt een waarde van 303 euro, aldus een groenteboer die voor deze strafzaak geconsulteerd werd. Nu is het aan de rechtbank in Rotterdam om een oordeel te vellen over deze uit de hand gelopen burenruzie.
“Het lijkt wel een hele akker,” merkt de strafrechter op als de officier van justitie hem foto’s toont van de tuin van honderd vierkante meter. D. heeft ook zo’n achtertuin en zag zijn oogst eerder mislukken - door toedoen van de buren, meent hij. Maar zij staan niet terecht.
“Wat een rariteiten,” zegt de rechter tegen de verdachte. “Wilt u weer terug naar uw kindertijd? Dit kan toch niet!” Hoofdschuddend zakt hij achterover in zijn stoel en bladert wat in het dossier. “Oh, wat zie ik hier. Een bedreiging met zo’n viertand. Wat moet ik hiermee? Dit is meer iets voor die collega van mij. Die televisiegozer. Dan kan het hele land mee lachen.”
“U bedoelt meester Visser, de Rijdende Rechter,” zegt de advocaat, die zichtbaar problemen heeft met de spot waarmee de zaak wordt behandeld.
Buurman D. staat op voor zijn verweer, hoewel dat helemaal niet hoeft. “Edelachtbare,” steekt hij van wal. “Het begon al vijftien jaar geleden, met de coniferen. Toen kwam mijn buurman zo door de heg heen zetten. En laatst werd mijn vrouw ziek, omdat hij eerder ook op ons gewas heeft gespoten.” Oog om oog, tand om tand dus.
“Je liegt, je liegt!” briest de man die aangifte deed. Hij trekt zich omhoog aan het stoeltje voor hem. “Onze groente was voor eigen gebruik,” licht hij toe. “Voor een hele winter, hè. Daar moeten wij van eten. Wat hij nu vertelt, zijn leugens. Leugens!” Zijn vrouw brengt hem tot bedaren. “Zeg maar even niets meer.”
De advocaat vertrouwt de taxatie van de groenteboer niet. “Meneer eet gewoon veel prei,” reageert de rechter. “Die honderd kilo is een beredeneerde schatting van de groenteboer.”
“Dit hoort thuis bij het kantongerecht. In dat rode gebouw,” zegt de advocaat. “U denkt toch niet dat hij voor de lol is gaan spuiten?” De rechter wendt zich tot de verdachte. “Nou, een beetje lol heeft u toch wel gehad?”
De spot van de rechter is de advocaat een doorn in het oog. Dit is een serieuze zaak, wat hem betreft. Van de officier moet hij ook niet veel hebben. “Ik laat me niet bij mijn voornaam aanspreken,” zegt hij. “Ik kan me herinneren dat…” De rechter grijpt in. “Ho, ho, heren. Dit gaat niet meer over de zaak.” Tot overmaat van ramp verliest de advocaat zelf zijn decorum: onder zijn toga rinkelt een mobiel.
De verdachte heeft totaal geen ‘documentatie’, zo begint de officier de motivering van zijn strafeis. Voor het eerst in 77 jaar staat D. voor de rechter. “Ik ben hier niet om te zeggen hoe zij met elkaar om moeten gaan, maar om hen ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen.” Vergiftiging van mensen acht hij niet bewezen, ook niet een poging daartoe. Wel: vernieling middels gif. Hij eist een schadevergoeding van 500 euro, waarvan 250 euro voorwaardelijk.
De rechter concludeert dat de verdachte enige aanleiding voor zijn delict had. “Dit is geen op zichzelf staand feit. Anders had ik u naar een TBS-kliniek gestuurd. Maar wat anderen u aandoen, moet u niet op gelijke wijze terugdoen. Daar hebben we een aantal spreekwoorden voor. Vroeger kreeg u daarvoor straf van vader en moeder. Nu van mij.”
Die straf is 25 euro, direct te voldoen aan de buren. “Voor nieuw zaai- en pootgoed.” En een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week. “Daar zult u het mee moeten doen, zoals mijn rijdende collega zou zeggen.” Pas nu wordt hij ernstig. “Houd op met dit gesodemieter. Ga u schamen!”
Een eerdere versie van dit rechtbankverslag is verschenen op nrc.nl.