De vriendschap tussen mijn dochter en haar beste vriend is de meest onbaatzuchtige die ik ken
Ze waren respectievelijk één en anderhalf jaar toen ze elkaar op de crèche voor het eerst ontmoetten. Vanaf dat moment is er tussen hen die geheimzinnige klik waar wij alleen maar naar kunnen kijken. Hij bleek ook nog in dezelfde straat te wonen.
We hebben het er, toen thuis het gedonder begon, zelfs over gehad dat het vriendje en zijn ouders méé moesten verhuizen. Dat wij uit elkaar gingen, was onvermijdelijk. Maar onze dochter bij hém weghalen, zou wreed zijn. Misdadig zelfs. Ik weet bijna zeker dat de keuze van ex om in het oude huis te blijven wonen hiermee samenhangt.
Het is de meest volwassen, onbaatzuchtige vriendschap die ik ken. Alsof volwassen zijn en onbaatzuchtigheid iets met elkaar te maken zouden hebben!
Hoe volwassener, hoe uitgekookter juist. Hoe minder belangeloos onze vriendschappen. Hoe ouder we worden, hoe scherper we het evenwicht tussen geven en nemen in de gaten houden, lijkt wel. Overal om me heen hoor ik de mensen klagen: “Ik gééf te veel”; “Ik ontvang haast niets.”
Bij die twee negenjarigen gaat alles nog volstrekt vanzelf.
Goede vriend
Het vriendje komt even naast mij fietsen.
“Elke, ze is liever in het huis van haar vader dan bij jou," zegt hij.
“Ja, bij mij is het nog wennen, hè?”
“Het is ook ver fietsen.”
“Ja.”
“Waaróm zijn jullie nou eigenlijk gescheiden? Dat is toch helemaal niet leuk voor haar?”
“We waren ongelukkig samen. Twee ongelukkige ouders hebben is ook niet leuk, hè?”
“Dat is waar.” Na een tijdje zegt hij: “Elke, ik weet precies hoe ze zich voelt over de scheiding.”
“O ja?”
“Kijk, nu fietst ze bijvoorbeeld heel hard weg, je zou nu denken dat ze kwaad is, hè? Maar ze ís helemaal niet kwaad, ze is eigenlijk heel verdrietig. Over de scheiding.”
“Hebben je ouders dat verteld?”
“Nee, dat weet ik gewoon.”
“Wat goed van je.”
“Ze is ook liever in het huis van haar vader omdat ik in de straat woon. En als ze bij mij is, voelt ze haar verdriet niet zo erg. Als ze bij mij is, kan ze haar verdriet vergeten.”
“Jij bent een heel goede vriend voor haar," zeg ik.
“Ja," zegt hij, “dat weet ik.”
Deze column is eerder verschenen in Trouw.