Woorden als wapens #3. Klagen tot je erbij neervalt (Merel Aalders)
Deze week las ik Fresh Complaint (2017), een verhalenbundel van Jeffrey Eugenides. Deze Pullitzerprijswinnende Amerikaan schrijft weinig romans, maar wat hij publiceert is van grote kwaliteit. Wat er zo strijdbaar aan Jeffreys werk is, is eigenlijk dat hij niets zegt. Nergens kom je ook maar een kleine hint van zijn eigen mening tegen: het enige wat hij doet, is laten zien. Hij doet, zoals Sartre het ook graag ziet, een oproep aan de lezer om zijn gedachten af te maken. En het werkt.
‘Complainers’, het verhaal waar Fresh Complaint mee opent, gaat over twee vriendinnen op leeftijd, Della en Cathy, die houden van samen klagen. Della is bijna negentig en begint te dementeren. Het verhaal gaat terug naar hun ontmoeting, maar er lijkt geen reden voor hun vriendschap te zijn: het is meer alsof ze, zonder er over na te denken, vanzelfsprekend naast elkaar zijn gaan bestaan. Als het oude besjes zijn geworden neemt Cathy het voor Della op als Della’s zonen haar in een bejaardentehuis proberen te stoppen. Cathy ontvoert haar uit het ziekenhuis en rijdt kilometers met haar door de sneeuw, om daar een tijdje met haar in een huisje te verblijven. Cathy en Della hebben een leeftijd die steeds makkelijker gehaald wordt, maar waarmee een samenleving waarin zelfredzaamheid een grote pre is nog niet zo goed kan dealen.
Naast het voor velen herkenbare bejaardentehuisdilemma geeft Complainers ook een pijnlijk accurate schets van de verschillen tussen generaties. Zo weet Cathy niet goed hoe ze zich moet voelen over de vrouwelijke dokter die haar behandelt in het ziekenhuis: een vrouw van een generatie die de hare voorbijstreeft in persoonlijke maakbaarheid (zowel qua uiterlijk als carrière). Bovendien wordt ze getergd door de onmogelijkheid om te levelen met Della’s jongere zonen: ‘But it isn’t their selfishness that bothers Cathy the most. It’s how they stand before her now, infused – bloated – with rationality. By taking emotion out of the equation they’ve convinced themselves that they’re acting prudently, even though their wish to settle the situation arises from nothing but emotions – fear, mainly, but also guilt and irritation.’ Zonder het te benoemen laat Jeffrey hier precies zien waarom er zo’n onbegrip tussen verschillende generaties kan bestaan: het lijkt alsof ze verschillende talen spreken.
Het belang van lezen zelf wordt ook nog eens aangestipt, al legt hij het bij de lezer neer om te bepalen of die nu de dood van de literatuur moet contempleren of een revolutie moet starten. Als ze jong zijn werken de twee vrouwen samen in een boekwinkel en wisselen ze constant verhalen uit. Cathy geeft Della een boek cadeau, Two old women, waarin twee vrouwen in het bos worden achtergelaten om te sterven, maar daar dan toch het heft in eigen handen nemen (letterlijk: om eekhoorns te slachten). Soms komen boeken in je leven voor een reden, zegt Cathy tegen Della, dat zul je zelf wel zien. Als Della dementeert, geeft Cathy haar een nieuwe versie van het boek cadeau. Lezen is uiteindelijk bijna het enige wat Della nog doet, voordat ze de sneeuw inloopt.
Het laatste korte verhaal, de meest verse complaint, heeft in feite een #metoo-plot. Het zestienjarige meisje Prakrti komt uit een conservatief Indiaas gezin waar haar ouders plannen maken om haar uit te huwelijken. Zijzelf is ondertussen al zo Amerikaans geworden dat dat er echt niet meer ingaat en besluit met een professor, Matthew, naar bed te gaan. Ze klaagt hem aan voor verkrachting, zodat ze zelf niet meer als een huwbare maagd naar India gestuurd kan worden. Het leven van de professor is natuurlijk verpest. Het is een bekend verhaal (hoeveel machtige mannen zijn er al op deze manier neergehaald?) maar toch gebeurt hier weer net iets anders. Jeffrey heeft het over veel meer dan ‘een verhaal met twee kanten’: hij laat een dynamiek tussen twee mensen zien, die verschillende hedendaagse problemen aan de kaak stelt.
Als Prakrti op het internet gaat om heil te vinden bij uitgehuwelijkte lotgenoten, vergaat het lachen je wel. We lezen de berichten van andere jonge meisjes, die door hun ouders op het vliegtuig worden gezet om met een vreemde Indiase man te trouwen en die te maken krijgen met huiselijk geweld. De berichten laten een vervelende nasmaak achter: ze zouden heel goed echt kunnen bestaan. Jeffrey schrijft: ‘After spending a few hours on the Internet reading stuff like that, Prakrti was frantic. It made everything realer.’ Zo voelt het voor mij ook: ineens wordt het allemaal wel heel erg echt.
Ook zien we hoe de uitzichtloze belofte van ‘the American dream’ bijdraagt aan het probleem (de Indiase jongen waar Prakrti aan wordt uitgehuwelijkt denkt, zoals vele generatiegenoten, makkelijk een baan te krijgen bij ‘Facebook of Google’). Daarnaast is er natuurlijk altijd nog die schuldvraag. Wanneer Prakrti contact zoekt met Matthew denkt hij dat ze negentien is, maar is ze nog minderjarig. Desondanks is ze natuurlijk veel jonger dan hij, en bedriegt hij ook nog eens zijn vrouw. Het gaat ontzettend makkelijk hem te verleiden, en eigenlijk valt het je tijdens het lezen op dat je daar al niet eens meer over nadenkt. ‘You were enticed,’ zegt een vriend van Matthew tegen hem. Maar, denkt Matthew: ‘In any event, you couldn’t be enticed by something you didn’t already want.’ Mannen zijn toch onverbeterlijk. Of niet? Is dat niet de gedachte waar we vanaf moeten?
Jeffrey Eugenides kruipt in de huid van anderen, van bejaarde vriendinnen tot quirky wetenschappers (zoals in ‘The oracular vulva’) en van samenzweerderige tienermeisjes tot de bittere, geldbeluste leden van de Amerikaanse middenklasse. Wat de verhalen gemeen hebben is een onbevooroordeelde kijk op persoonlijke klachten die samenkomen in maatschappelijke structuren, zoals de strijd tussen generaties of cultuurverschillen. Niet alle verhalen in de bundel zijn even sterk, maar de beste zijn urgent zonder dat de issue uitgespeld of gemoraliseerd wordt. Het nadenken wordt naar de lezer verplaatst. En dat is precies wat Sartre voor ogen had: door als schrijver en lezer met elkaar in gesprek te gaan kunnen we vastgeroeste ideeën overstijgen, en dat is de enige weg naar vrijheid.
Merel Aalders studeert filosofie en literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en loopt stage bij uitgeverij Lebowski.