Zoeken
Ik heb geleefd #27. Tjalling kon drie dagen geleden nog autorijden, nu zit hij op de bijrijdersstoel
Annemarie Haverkamp praat met mensen over hun leven en het einde dat nadert. Tjalling Koopmans (77) heeft een progressieve longziekte. Drie dagen geleden kon hij nog autorijden, nu zit hij op de bijrijdersstoel. Toch wil hij de touwtjes in handen blijven houden: “Ik bepaal zelf wanneer het genoeg is. Dan bel ik de huisarts en wordt de euthanasie in gang gezet.”  

Ik heb geleefd #27. Tjalling kon drie dagen geleden nog autorijden, nu zit hij op de bijrijdersstoel

Gepubliceerd op 4 juni, 2019 om 00:00, aangepast op

Een bed in de kamer? Misprijzend kijkt Tjalling Koopmans (77) door zijn moderne appartement naar het grote raam. De wanden hangen vol kunst, voor de glazen pui staan een houten eettafel en dito bureau. “Zo’n bed in de kamer,” zegt hij, “dat is nog maar twee stappen verwijderd van de dood.”
 

Ziekenhuisbed
Het ziekenhuisbed staat er nog niet en de tandarts uit Deventer weet evenmin of het er komt. De vraag overviel hem deze week. Wilde hij een bed aanvragen zodat de mensen van de thuiszorg hem beter konden wassen? “Zij vinden dat plezierig als ze mij komen poedelen. Dat snap ik. Maar ik dacht: hè gatverdamme.” Hij schudt zijn hoofd. De zuurstofslang die via zijn hals naar zijn neus loopt, beweegt mee.

De conditie van Koopmans gaat deze dagen met sprongen achteruit. Eerst kon hij nog staand douchen, toen staand met zuurstof, toen zittend met zuurstof, en nu dus helemaal niet meer. Drie dagen geleden reed hij nog zelf auto (draagbare zuurstof mee), gisteren zat hij op de bijrijdersstoel. De tandarts heeft idiopatische longfibrose, een progressieve ziekte waarbij de longinhoud uiteindelijk zo drastisch afneemt dat de patiënt stikt. “Zover komt het niet hoor,” nuanceert hij het horrorscenario. “Ik bepaal zelf wanneer het genoeg is. Dan bel ik de huisarts en wordt de euthanasie in gang gezet.”
 

Reizen
En dan te bedenken dat hij tot vorig jaar nog werkte. De lange tandarts had twintig jaar een eigen praktijk in Gorssel, een lommerrijk dorp tussen Zutphen en Deventer. In 1998 verkocht hij de tent om verder te gaan als waarnemer. Elk jaar maakte hij een werktrip van een maand naar India of Guatemala om via de Rotary Doctors onbezoldigd tanden te trekken en gaten te vullen. Hij bleef werken omdat hij er simpelweg niet mee wilde stoppen. Tot hij een relatie kreeg met Ingrid. Hij kende haar al zijn halve leven van de roeivereniging waar hij bijna vijftig jaar lid van was. Ze vielen voor elkaar en wilden samen op reis.

“In Costa Rica merkte ik dat ik toch wel erg moe was als we een heuvel op moesten wandelen,” vertelt hij. “Maar ik dacht: ach, ik ben al wat ouder.” Een volgende vakantie met zijn nieuwe vriendin ging naar Oostenrijk. Daar drong tot hem door dat er iets niet in de haak was. Boven aan een hellinkje was hij zo uitgeput dat hij vreesde flauw te vallen.
 

De ‘leuterkruk’ 
Nu is hij dus bijna dood. Op de bank kijkt hij naar zijn handen. Met zijn sterke vingers - ze zijn vermagerd - behandelde hij Jan en alleman. Het leuke van het dorp waar hij de eerste helft van zijn loopbaan praktijk hield, vond hij de enorme diversiteit aan bewoners. “Ik had arme sloebers, hardwerkende boeren, zwoegende middenstanders en goudverdienende ceo’s. En als je nou dat hele palet in je stoel krijgt, dan kun je voor iedereen doen wat-ie nodig heeft.”

Hij volgde de ene nascholing na de andere. Wilde altijd vooroplopen bij tandheelkundige ontwikkelingen. “En die gingen gigahard in de jaren 70 en 80. Een kroon maken is niet zo moeilijk, een enkele brug maken is al wat ingewikkelder, maar bij een brug die bestaat uit acht of tien delen praten we echt over andere tandheelkunde.” Hij schaafde zijn kennis bij in Duitsland en de Verenigde Staten. In Eindhoven volgde hij cursussen psychologie, waardoor hij meer oog kreeg voor de mens achter de patiënt. Dat leidde tot de ‘leuterkruk’ in zijn spreekkamer. “Daar ging ik zitten als iemand binnenkwam. Vroeg ik eerst eens hoe het ermee ging, hoe het was op het werk. Mensen vinden het fijn als er aandacht voor ze is, dan voelen ze zich gezien en gehoord. Beter dan ‘goeiemorgen, mond open, dag!’ Pas daarna pakte ik mijn werkkruk.”
 

Afscheid nemen
In Gorssel scheidde hij van zijn eerste vrouw, en veel later van zijn tweede. Drie volwassen kinderen uit het eerste huwelijk willen hem niet meer zien - het verdriet om het verbroken contact neemt hij mee zijn graf in. Tjalling Koopmans verheugt zich op een lunch met zijn Groningse jaargenoten op 1 juni. Die datum wil hij halen. En daarna?

Stilte. Hij verbijt zijn tranen. “Dan is het aan mij. Het moeilijkst is het afscheid nemen. Uitstellen heeft geen zin, want ik ga 100 procent zeker dood aan deze ziekte. Weet je... je móét...”
 

Bed in de kamer
Hij zuigt zijn wangen vol lucht en blaast puffend uit. Maar eerst is er nog de kwestie ‘bed in de kamer’. De tandarts is zo bang, denkt hij hardop, dat hij er niet meer uitkomt als hij er eenmaal in gaat liggen. 

Als je zelfs om te douchen je niet meer hoeft te verplaatsen, waarom dan nog opstaan? Het bed in de kamer kwam er niet. Kort na het interview overleed Tjalling Koopmans in zijn slaap.
 

Wil jij ook jouw verhaal vertellen? Mail naar annemarie@persgroep.nl.

 

Auteurs
Auteur: Annemarie Haverkamp

Annemarie Haverkamp (1975) is schrijver en journalist voor diverse kranten en tijdschriften. Met haar debuutroman De achtste dag won ze zowel De Bronzen Uil 2019 als de Anton Wachterprijs 2020. Ze is hoofdredactrice van universiteitsblad Vox en columniste bij De Gelderlander.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: