Blind
De stok leek me ooit van een parasol te zijn geweest waar hij zelf wat rood tape omheen had gedraaid. Dit deed mijn grootvader ook: toen hij met pensioen ging maakte hij een blindenstok en ging uit wandelen. Auto’s stopten voor hem en hij kreeg eens een lift van een vrachtwagenchauffeur. Het leven is een spel. Hij genoot ervan om mensen te misleiden. Maar mijn grootmoeder schaamte zich voor dit spel. Ze zei: ‘Ik vind alles goed, maar doe dat niet meer in ons dorp.’ Mijn grootvader fietste sindsdien naar een paar dorpen verderop en ging daar zijn toneelstukje opvoeren.
Ik hoorde de blindeman Duits praten tegen mijn geliefde en ik ging bij ze staan. Zijn ogen leken haast geen ogen, alles was wit. Een acteur was hij niet. Het leek me een wonder dat hij zelfstandig kon reizen zonder te verongelukken. Aan de andere kant: hij was van middelbare leeftijd, dus hij was al een heel end gekomen.
De Duitser moest naar Amsterdam, zei hij. De trein kwam eraan en stopte. Toen hij de deur zocht stapte hij bijna in het gat tussen het perron en de trein. Hij keek niet op of om toen ik hem ruw aan zijn arm wegtrok. Mijn geliefde nam de man bij de hand en bracht hem naar een stoel in de trein. We gingen verderop zitten om hem in de gaten te houden. Ze zei: ‘Die blindeman had erg zachte handen.’
Het is niets nieuws dat de huid van een ander áltijd zachter aanvoelt. Het is iets biologisch, om de voortplanting blind te kunnen bevorderen. Maar toch ontroerde dat.