Geheimen
De vriendin kwam iets later en bracht een tas met familiefoto’s en broodjes pom mee. Terwijl we aten vertelde ze voornamelijk over haar tante. Als ik het goed begrepen heb: de Duitse overgrootoma, van de tante, deed het met een Indiaan op Paramaribo. Kinderen verwekken met iemand die een andere huidskleur heeft, was een zonde. Dus ze vluchtte met haar twee ‘bastaardkinderen’ naar Trinidad. Daar ging ze met de baas van de Campbell-soepfabriek, die uit Jacksonville kwam en sympathiseerde met de Ku Klux Klan. De overgrootoma koos voor haar nieuwe liefde en stuurde de kinderen ‘als postpakketjes’ terug naar Suriname. Daar groeide de tante op en toen ze veertien was werd ze verkracht door een militair. Ze was zwanger geworden van de verkrachting, en het was gebruikelijk om dan te trouwen. Jaren later scheidde ze van de militair en trouwde ze, de tante, met een topman van Shell. Samen reisden ze de hele wereld over en de vrouw maakte met iedereen ruzie.
Vele intieme details werden me niet bespaard. Ik vroeg me af waar ik dat aan te danken had maar knikte telkens beleefd.
Na drie uur praten vroeg de vrouw die me had uitgenodigd: ‘En, ga je er een boek over schrijven?’
Dat wist ik niet maar ik zei het te overwegen en ging weg.
Die avond was er een feest met schrijvers en uitgevers in een partytent op een industrieterrein. Bij de ingang van het feest trof ik een schrijfster die zei: ‘Ik heb een half uur in de auto zitten te twijfelen of ik wel naar binnen zou gaan. Ik had het ook goed gevonden om de hele avond in de auto naar de passerende naaldhakken te kijken.’
We gingen samen naar binnen. Van haar twijfel was niks meer te merken.
Veel mensen die ik sprak hadden genoeg van hun eigenlijke leven. Liever wilden ze erover schrijven. Veelzeggend leek me de opmerking van een broodschrijver: ‘Ik moet morgen nog brainstormen maar ik ben nu al hersendood.’
Als laatst sprak ik die avond een columniste. Ik zei dat ik het idee had haar leven te kennen door haar stukken en vroeg: ‘Heb je nog wel geheimen?’
‘Ik heb steeds meer geheimen.’
Dat deed deugd, ik glimlachte en zei: ‘Het wordt pas echt interessant als je er eigenlijk niet over mag of kunt schrijven.’
Ze zei: ‘Ja, hoe meer je schrijft, hoe dieper je raakt.’
‘Dan wordt het steeds donkerder. Ben jij daar goed tegen bestand?’
‘Ja, dat gaat steeds beter. En jij?’
Wat ik geantwoord heb weet ik niet meer, maar in de metro terug dacht ik aan wat een interviewer laatst vroeg: ‘Hoe verhoud jij je tot de literaire wereld?’ Ik zei: ‘Nauwelijks.’ Dat was slechts een deel van de waarheid. Het hele antwoord is: een keer per jaar sta ik in die partytent. En verder lijkt me dat die literaire wereld bestaat uit niets meer of minder dan het scheppen, prijsgeven en verbergen van je eigen of andermans geheimen.