‘Je bent de allerliefste, mama’, fluisterde ze. ‘Dat dit nou net op déze dag moet gebeuren.’
“Mama, gaat het wel?” vroeg ze. Ik moest bijna huilen van dat stemmetje.
“Ja”, zei ik. “Ga maar weer naar bed, liefje. Ik kom zo naast je liggen.”
Toen nam de vomitus opnieuw bezit van me. De stoffen die niet in mijn lichaam thuishoorden, werden met grote kracht naar buiten gebracht.
“Maar jij bent járig”, hoorde ik mijn meisje zeggen.
“Ligt er soms iets zwaar op je maag?”, riep mijn moeder vanuit de slaapkamer van de negenjarige. “Is er soms iets wat je niet kunt verteren, kind? En dat nu toch een uitweg zoekt?”
Tussen twee braakmomenten door stommelde ik de trap af. Precies op tijd kwam ik op de toiletpot terecht. Met mijn emmer op schoot.
“Wees maar dankbaar dat het er nu allemaal tóch uit komt!” hoorde ik van boven. En: “Nu begrijp je ook meteen waar de uitdrukking ‘je gal spugen’ vandaan komt!”
Wat mijn moeder daarna nog allemaal riep, kon ik niet goed verstaan. Maar het was iets holistisch. Iets over lichaam en geest die één zijn. En iets over eigen verantwoordelijkheid. Dat ik vandaag dus weer een jaar ouder was. Of ik inmiddels gehoor had gegeven aan die uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhals- kanker? Dat het anders mijn eigen stomme schuld zou zijn. Zoiets.
Ik kroop weer naast de negenjarige in bed, die haar armen meteen naar me uitstrekte. Vanaf de zolder was de veertienjarige ook al een tijdje aan het gillen of het zachter kon allemaal. Dat ze haar rust moest pakken. Dat ze straks haar herkansing van Grieks had. De proefwerkweek kwam eraan. Waarom ik nog steeds geen deur voor haar slaapkamer had gefikst? Waarom er nog altijd geen gordijnen hingen? Ook was er nog geen prullenbak op haar kamer te bekennen.
Het begon nu trouwens ontzettend te meuren daar. Die gore, zure lucht. Het trok naar de nok, alles kwam bij haar terecht. Wilde ik soms dat zij ook over haar nek ging?
“En je verwaarloost je voeten ook al”, riep mijn moeder. “Straks heb je geen poot om op te staan.”
De negenjarige gaf kusjes op mijn bezwete voorhoofd. “Je bent de allerliefste, mama”, fluisterde ze. “Dat dit nou net op déze dag moet gebeuren.”
Deze column is eerder gepubliceerd in Trouw. Elkes roman heet Ik nog wel van jou. Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.