Elke Geurts neemt afscheid; eerst gingen haar columns over een huwelijk, toen over een scheiding, nu is er een nieuw leven
*
Vanmorgen hing er een grote zak kersen aan mijn achterdeur. Liefs van M. stond erop. En: ‘Succes met schrijven vandaag.’ Er zijn twee dingen in het leven die ik maar moeilijk vind. Dat zijn: afscheid nemen (zoals u misschien in de loop der tijd heeft gemerkt?) En: iets nieuws beginnen.
Het liefst bevind ik me ergens in dat tussengebied. Daar waar alles mogelijk blijft.
Het liefst verdween ik vanaf deze plek zonder iets te zeggen. Zoals ik hier tweeënhalf jaar geleden ook verscheen. Als invaller. Niets officieels. Ik zou drie maanden lang stukjes schrijven over mijn huwelijkscrisis. Meer niet.
Ik zou laten zien hoe zo’n crisis weer goed kon komen.
In eerste instantie begon ik te schrijven om iets vast te houden. Te bewaren. Om de liefde – met mijn precieze woorden – weer op te doen vlammen.
Het is niet zo dat ik dat zelf echt geloofde. Maar dat echt niet geloven, was toen geen optie.
Zoveel leuker
‘Over een huwelijk’ werd ‘over een scheiding’, werd ‘over een nieuw leven’. Drie maanden werden tweeënhalf jaar. Hiermee stelde ik natuurlijk ook het échte afscheid (oude leven loslaten, wegdoen) een beetje uit.
Ben ik daar nu dan pas aan toe? En waarom voelt dat nu zo eng dan? Terwijl mijn hele leven inmiddels toch zoveel leuker is geworden?
Nee, ik ben allang niet meer degene die u vanaf de krantenpagina toelacht. Ik lig niet meer op dat kleed. Ik hang niet meer in die stoel. Ik woon niet meer in die ‘rouwadvertentie’. Ik schrijf u vanaf een andere plek, vanuit een ander leven, met op mijn eigen voordeur het naamplaatje van mijn eigen driekoppige gezin.
N. en M. zijn de enige mensen met wie ik het heb gehad over mijn moeite om dit stuk te schrijven. Vrienden die ik zonder deze columns nooit zou hebben ontmoet.
N. is mijn wijze vriendin uit Rotterdam die me op oudejaarsdag 2016 voor het eerst schreef. Ze wachtte die dag tot haar ex en twee zonen zouden landen op Schiphol. Ze las mijn columns, ze had me er op de radio over horen praten. Het jaar daarna zou ze oud en nieuw bij mij vieren.
‘Die weerstand die je nu voelt, is interessant’, berichtte N. daarnet. ‘Die moet je onderzoeken.’
M. is mijn lieve vriend uit Utrecht die me rond Kerst 2016 belde om me uit te nodigen voor zijn radioprogramma.
Hij zei: “Ik snap jouw man niet. Als ík een vrouw had die zó over mij zou schrijven, zou ik onmiddellijk naar haar terugrennen.”
Dus ze bestaan, dacht ik.
Betrapt
Het jaar erop kwam Ik nog wel van jou uit en belde M. me weer voor een radio-interview. Hij vroeg: ‘Is het waar dat er in je boek een zin voorkomt die ík ooit tegen je gezegd heb?’
Ik voelde me betrapt, maar zeker ook gevleid. Dat ene zinnetje had ik in de mond van iemand anders gelegd, in een andere situatie. Dat die M. nog wist nog wat-ie een jaar eerder had gezegd.
Een half jaar later werd ik weer gebeld door M. Of Henk van Straten en ik misschien samen op de radio wilden komen vertellen over onze tournee.
“Maar die tournee stelt niets voor”, zei ik.
“Toch leuk als je daarover wilt vertellen”, zei M.
Weer een half jaar later appte hij dat hij ging scheiden.
Ik kan ouwehoeren wat ik wil: deze columnreeks was in wezen nog immer één lange brief aan die lezer waar het ooit om begon. Ergens bleef ik hopen – denken, willen – dat ik hem vanaf deze plek zou kunnen bereiken. Al weet ik inmiddels allang niet meer waarom.
“Het is interessant”, schreef N. “Wie ben je als je je helemaal niet meer achter hem kunt verschuilen?”
Die ene lezer heb ik dus niet bereikt, maar ik heb er zo ontzettend veel lezers – en leven – voor teruggekregen.
Lezerspubliek
Ik heb mails gekregen van mensen die hun scheiding op precies dezelfde manier beleefden, ik heb mails gekregen van mensen die door het lezen van mijn columns besloten het toch nog samen te proberen, ik heb mails gekregen van mensen die zeiden dat ik me van mijn slachtofferrol moest bevrijden.
Ik vraag me af hoe mensen in godsnaam kunnen scheiden zonder lezerspubliek.
Heel vaak is mij gevraagd wat mijn ex ervan vond dat ik columns schreef. Hij was het er niet mee eens als ik het verdriet van onze jongste dochter toonde. Hij noemde dat privé. Hij zei: “Ze zou het niet leuk vinden om zó in de krant te staan.”
Ik zei: “Ik heb daarover nagedacht. Ik heb daarover met professionals gesproken. Ik denk dat het later juist fijn voor haar zal zijn als ze weet dat ook haar verdriet door mij werd gezien.”
Een laatste boodschapje: Kinderen zijn flexibel. Je ziet vaak niets aan ze. Kinderen zijn loyaal aan hun ouders. Kinderen passen zich aan. Maar als je hun verdriet niet ziet, betekent het niet dat het er niet is. De veerkracht is er. Het geluk is er. Maar ook de pijn moet mogen bestaan. Pas als je de pijn in het licht zet, zal die aan kracht kunnen inboeten.
Dus: Zie óók de pijn van uw kinderen! Ook al doet u dat zelf verdriet.
Verlangen
Een laatste tafereeltje: een paar dagen geleden stond ex in mijn achtertuin. Hij bracht de negenjarige naar huis. De veertienjarige lag op het rode tuinbankje met haar telefoon. Het was bloedheet.
Ex en ik kletsten over ditjes en datjes. Binnen had ik de pannen op het fornuis staan. Het eten was klaar om opgeschept te worden. We moesten wachten tot hij weg was. We moesten wachten tot hij het tuinhekje uitliep, zijn auto instapte en onze straat uitreed, voordat we konden gaan eten.
Het mooie was: dat vonden wij allemaal totaal normaal. Hij moest weg, want wij drie gingen eten. Dat was het mooie, maar toch ook het wrange.
“Ik wilde helemaal niet dat hij met ons mee-at hoor”, zei ik tegen M. aan de telefoon. “Dat was het niet.”
“Het is het verlangen naar het verlangen”, zei M.
“Ik verlang er helemaal niet naar! Ik zou het heel vreemd vinden als hij ineens aanschoof om mee te eten. Dat wilde ik ook echt niet.”
“Maar je verlangt er misschien naar dat je het niet vreemd zou vinden”, zei M.
“Denk je?”
“Ja, je verlangt ernaar dat je het wél zou willen”, zei hij. “Want nu heb je geen houvast meer. Want wat blijft erover als je niet meer naar dit plaatje verlangt?”
“Eh?”
“Juist, nu tast je in het luchtledige”, zei hij. “En dat is doodeng.”
Hier zit ik nu achter mijn bureau. Te schrijven. Met een bak vol kersenpitten. En ik zeg: Lezers, bedankt voor alles. Het is tijd voor iets anders.
Deze column is eerder gepubliceerd in Trouw. Elkes roman heet Ik nog wel van jou. Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.