Naaimachine
Mijn geliefde gooide met tegenzin haar eerste naaimachine weg, de emotionele waarde was groot. Toen ik het ding aan straat zette, kwam de man van het naaiatelier tegenover ons op me af. Hij gaf me een hand en vroeg of hij de naaimachine mocht hebben. Als wederdienst zei hij: ‘Wil je een koffie met me drinken, ik heb ook wat te roken voor je.’ Hij leek me altijd een chagrijnige, hardwerkende man die geen zin had in onnodig menselijk contact. ‘Ga zitten,’ zei hij in de tl-verlichte zaak. Zijn collega haalde een espresso en gaf me een sigaret.
Hij sprak over onze buren van een maatpakkenzaak. ‘Ze zijn racistisch en kijken ieder meisje van top tot teen na. Dat is niet goed. Ik werk alleen maar met buitenlanders.’
‘O?’
‘Ja, de meeste klanten zijn Nederlanders.’
Hij vroeg wat ik deed en zei: ‘Aaah, ik ben een dichter.’ De man vertelde in Frankrijk te zijn opgegroeid en literatuur te hebben gestudeerd aan de Sorbonne Universiteit in Parijs. Daar stopte hij mee en ging mode studeren. ‘Ik maak samples voor grote ontwerpers, waarvan ik de namen niet mag noemen. Kijk, daar hangen de patronen.’
Tussen het naaien door schreef hij zijn gedichten. Hij liet me een filmpje zien waar hij een gedicht voordroeg in een Turks café. Nederlandse literatuur vond hij niet wat. ‘Niet romantisch genoeg. Ik lees Balzac en onlangs Mein Kampf van Hitler. Goed boek wel, maar met vreemde ideeën. Maar niemand is ooit alleen in zijn ideeën, die mensen worden gestuurd en komen dan op die positie terecht. Uiteindelijk kiezen de mensen hun leiders. Zoals met Trump nu, die man werkt voor de mensen met geld.’ Ik knikte en dacht: de waarheid is cynisch. ‘Weinigen houden van de waarheid, net als poëzie’, zoals iemand het kernachtig verwoordt in de film The Big Short.
Ik vroeg wat hij met deze naammachine ging doen. ‘Sommige mensen hebben weinig geld. Als ze een broek voor vijf euro kopen, kunnen ze hem niet voor negen euro laten vermaken. Ik heb al twintig naaimachines afgegeven aan de armen.’
Hij gaf me weer een hand en zei dat ik altijd langs mocht komen: ‘Dan kunnen we het hebben over de wereld en de literatuur.’
Al het andere leek me op dat moment overbodig.