Pop en literatuur (76): The Herd en Vergilius
Iedere zichzelf respecterende muziekliefhebber kent de film High Fidelity (2000); het verhaal van Rob Gordon, eigenaar van een platenzaak, die verlaten wordt door zijn vriendin Laura. Ten prooi aan liefdesverdriet, een midlifecrisis, zorgen om zijn – slechts matig succesvolle – platenzaak en omringd door twee collega’s die even muziekverslaafd zijn als hijzelf en die de hele dag door de meest uiteenlopende top-vijf-rijtjes én obscure mixtapes samenstellen, probeert hij uit te zoeken waarom het elke keer is misgegaan in de liefde. Hij stelt zijn eigen top vijf van pijnlijkste break-ups samen en gaat op zoek naar zijn exen om aan hen te vragen waarom het is misgelopen tussen hen. Daarbij komen we er als kijker gaandeweg achter dat Rob zelf misschien ook een aantal dingen niet zo handig heeft aangepakt…
Op een zeker moment in de film nodigt een van zijn weirdo-collega’s (de verlegen Dick) hem uit om mee te gaan naar een concert. Rob slaat de uitnodiging af. Hij is net bezig met het herindelen van zijn complete (en bijzonder uitgebreide) platencollectie. Niet chronologisch, niet alfabetisch, niet op genre, maar autobiografisch: in de volgorde waarin hij ze heeft aangeschaft. Tijdens die operatie belt zijn moeder. Het telefoongesprek is dermate deprimerend dat Rob ophangt en uit pure ellende toch naar het concert gaat.
Als hij aankomt bij de zaal komt de muziek hem al tegemoet. Tot zijn ontsteltenis herkent Rob het nummer. Het is ‘Baby, I love your way’. ‘Is that Peter fucking Frampton?’ vraagt hij de portier. Die knikt deemoedig:
Zodra Rob de zangeres ziet, Marie de Salle, gespeeld door Lisa Bonet, stelt hij zijn mening over het nummer bij. Later zal hij met haar in bed belanden.
Het is best te begrijpen waarom Rob aanvankelijk niet zo’n fan is van het mierzoete liedje van Peter Frampton. De middelmatige reggaeversie van Big Mountain uit 1994 helpt daarbij natuurlijk ook niet echt mee. Het is dan ook moeilijk te geloven dat Frampton een paar jaar eerder nog furore maakte met The Herd, een Brits bandje dat tijdens de beruchte Summer of Love van 1967 een hit scoorde met het nummer ‘From The Underworld’. Het nummer is gebaseerd op het verhaal van Orpheus en Eurydice.
The Herd- From The Underworld
Out of the land of shadows and darkness We were returning towards the morning light Almost in reach of places I knew Escaping the ghosts of yesterday You were behind me following closely "Don't turn around" I heard you whisper in my ear "If you should turn now, all that you won Will vanish just like a passing dream."
Just on the very verge of the morning Daylight was dawning, freedom was but a step away Now with the deep dark river behind us What could go wrong if I stayed strong in mind What was the sudden lapse into madness What was the urge that turned my head around to look at you? What was the stubborn will To destroy the love and the joy I nearly held?
Three times a thunder roared in my ears In all of my years I'll see that lost look in your eyes As with a sigh like smoke in the wind You slipped from my grasp into the waiting shadows So much I longed to say But my touch found only the empty air and a black nights coldness Into another world you have passed And never again can I reclaim you
|
Orpheus verliest zijn Eurydice nadat zij door een giftige slang is gebeten. Hij daalt af naar de onderwereld in de hoop haar terug te kunnen halen uit het dodenrijk. Met de klank van zijn lier en zijn ontroerende zang weet hij de goden over te halen om haar te laten gaan. Hij mag Eurydice terugvoeren naar het rijk der levenden, op voorwaarde dat zij hem volgt en hij niet achterom kijkt voor ze terug zijn gekeerd in het daglicht. Op het laatste moment gaat het toch mis. Orpheus kijkt om en verliest Eurydice daarmee voorgoed…
Het verhaal is vooral bekend geworden dankzij Ovidius’ Metamorphosen:
Ovidius – Metamorphosen
De zanger van Rhodope kreeg haar mee, maar moest beloven zijn blik niet om te wenden vóór hij het Avernusdal ontstegen was, want anders werd de gunst tenietgedaan. Er loopt een pad naar boven tussen diepzwijgende stilten, vrij steil en duister en in dikke nevelmist gehuld. Zij waren niet zover meer van de rand dicht bij de aarde. Bang dat ze achterbleef of uit verlangen haar te zien keek hij in liefde om. Direct is zij omlaaggevallen, de armen wijd gestrekt, reikend naar houvast of naar hulp, maar ach, de ongelukkige greep niets dan ijle nevel. Ten tweede male stervend maakte zij haar echtgenoot toch geen verwijt – kon ze verwijten, dat hij haar zo liefhad? Het laatste wat zij riep, vaarwel, kon hij al nauw’lijks meer verstaan. Ze is weer teruggegleden naar de diepte.
Vertaling: M. d’Hane-Scheltema
|
Vergilius vertelde het verhaal echter al enkele decennia eerder, in zijn Georgica:
Vergilius – Georgica
Orpheus was op zijn terugweg aan alle gevaren ontkomen, Eurydice, teruggeschonken, nadert de bovenhemel, volgend achter haar man (zo luidde Proserpina’s voorschrift), als haar geliefde, onvoorzichting, met dwaasheid geslagen – dwaasheid die was te vergeven als Orcus zou kunnen vergeven – plotseling stilstaat, zich niet kan beheersen en vlakbij het daglicht – mijn God! – onbedachtzaam naar zijn Eurydice omkijkt. Alle moeite verspild! Het bevel van de grimmige heerser geschonden! Driemaal weerklonk een donderslag uit de Avernische poelen. ‘Wie heeft mij en, Orpheus, ook jou zo rampzalig vernietigd, welke hevige waanzin?’ – Zo riep zij – ‘Zie toch, het wrede noodlot roept mij weer terug en slaap sluit mijn brekende ogen. Een laatste vaarwel! Ik word meegevoerd in een vreselijk duister, machteloos reik ik naar jou, maar ik ben, helaas, niet de jouwe!’ Na deze woorden is zij opeens uit zijn ogen verdwenen als rook die oplost in ijle lucht, en terwijl hij de schaduw vergeefs omarmde en haar nog vele dingen wou zeggen, heeft zij hem daarna niet meer gezien, want de veerman van Orcus heeft hem de grens van het water niet nogmaals laten passeren.
Vertaling: Piet Schrijvers
|
Nog even los van de inhoudelijke verschillen tussen de versie van Ovidius en die van Vergilius, is er een opvallend verschil in verteltrant. Ovidius legt vooral de nadruk op de tragiek van de gebeurtenissen. Orpheus’ ondoordachte daad is in zijn versie verklaarbaar (‘Bang dat ze achterbleef of uit verlangen haar te zien’) en Orpheus wordt dan ook direct vrijgepleit.
De versie van Vergilius is dramatischer en in zekere zin spannender. Zo noemt hij terloops dat Orpheus onderweg aan gevaren zou zijn ontkomen. Het moment waar het om gaat noemt hij ook ‘plotseling’. De beschrijving van het ongeluk is bijna sensatiebelust. De uitroep ‘Mijn God!’ is die van een verslaggever die voor zijn ogen zich een een ramp ziet voltrekken. Orpheus wordt dwaas, onvoorzichtig en onbedachtzaam genoemd, al is Vergilius nog wel zo mild om de dwaasheid ‘vergeeflijk’ te noemen. Ook bij hem maakt Eurydice geen verwijten. Haar laatste woorden zijn hier echter meer dan alleen een vaarwel. Ze beklaagt zich over het lot en vraagt wie er verantwoordelijk voor is.
De tekst van ‘From the Underworld’ (overigens niet geschreven door Peter Frampton, maar de managers van The Herd, Ken Howard en Alan Blaikley) lijkt meer overeen te stemmen met Vergilius’ versie van het verhaal dan die van Ovidius. De nadruk ligt ook bij The Herd meer op de dramatische gebeurtenissen zelf dan op de onderliggende tragiek ervan. Weliswaar verschuift het perspectief van de verteller naar dat van Orpheus, die in de ik-vorm aan het woord is, maar de vragen die hij in het tweede couplet stelt lijken op die van Eurydice in Vergilius’ tekst. In dat couplet gaat het om een plotselinge actie, die het gevolg is van waanzin (‘the sudden lapse into madness’). En het belangrijkste: in de tekst van The Herd wordt ook gezegd dat de donder driemaal weerklinkt (die donder lijkt trouwens ook in de muziek door te klinken), iets waar Ovidius helemaal geen melding van maakt.
Wat Ovidius wél vermeldt is dat Orpheus na het tweede verlies van zijn echtgenote alleen nog met jongemannen de liefde bedrijft. Hij krijgt daardoor de naam een vrouwenhater te zijn en wordt uiteindelijk ook door vrouwen gelyncht. Die elementen blijven in het nummer buiten beeld. Na dat gruwelijke einde wordt hij echter wel voorgoed herenigd met Eurydice. Dat lezen we niet bij Vergilius.
Het verhaal spreekt twee millennia later nog steeds tot de verbeelding. De tragiek van de gebeurtenissen maakt ze – hoe ver ze ook van ons afstaan – invoelbaar. Het is daarbij wel de vraag of de tekst enkel en alleen bedoeld is als een navertelling van de bekende mythe. Eerder lijkt het verhaal gebruikt te worden als een metafoor voor onherstelbare fouten, die niet meer recht te zetten zijn. Het nummer gaat , zo bezien, over spijt. Over gedane zaken die geen keer nemen, terwijl ze jouw eigen domme schuld zijn. Een zin als ‘What was the stubborn will/ To destroy the love and the joy I nearly held?’ is de vertwijfelde vraag die iemand zichzelf stelt nadat hij door eigen toedoen zijn geliefde van zich heeft vervreemd. Een beetje zoals Rob in High Fidelity…