This is not what tourists want to see (Anneleen Van Offel)
‘No no no no no no no’, zegt de vrouw achter de balie. ‘This is the real Belgrado’. Ze schuift de kaart die ze op de toeristische dienst uitdelen nog een paar centimeter naar mijn kant, tikt met haar roodgelakte nagel op het vereenvoudigde stadsplan waarop historische gebouwen als blokkendozen zijn uitvergroot en elke buurt een ander kleurtje heeft gekregen (rood, blauw, groen). Het lijkt de kaart van een pretpark, de populairste attracties springen eruit.
Maar ik wil een echt plan. Of nee: ik wil weten wat er van de kaart gevallen is. Ik wijs naar een potje punaises net naast het blad. ‘I want to see this Belgrado,’ zeg ik opnieuw. Voor de zekerheid knik ik nog naar een verdwaalde paperclip op het bureau. Ooit ben ik erin geslaagd om, tot wanhoop van mijn moeder, een volledige citytrip in Londen met haar door te brengen in alles wat naast de kaart viel.
‘No no no no no no.’ Ook de vrouw houdt vol. ‘This is not in the zone.’
‘Which zone?’
‘What tourists want to see.’
We druipen af, proberen we onze weg te vinden met een kaart die alleen laat zien wat wij geacht worden te willen zien. Maar meer dan zelf te kijken, lijken sommige toeristen te kijken met de ogen van duizenden volgers. Overal tijdens onze reis zien we mensen nonchalant tegen bomen aanleunen, tegen lantaarnpalen opklimmen, zonder schijnbaar aanwijsbare reden in de lucht springen (ik schrik me telkens een ongeluk), voor iemand die een paar meter verderop plat op de buik de perfecte hoek probeert te vinden. Elke blik hier op straat is vast een like waard op Instagram.
Voor het Colosseum in Rome staan meisjes in de rij om te poseren op rotsblokken. Heup in een vreemde hoek, arm losjes in de lendenen, lange haren naar achteren. ‘De standbeelden van vandaag,’ zegt mijn lief. Vluchtig, alleen de achtergrond is blijvend, het onderwerp is er meteen weer vandoor. Misschien een teken van de tijd: we denken dat we in het centrum staan, maar vergeten achterom te kijken. Het is een onnatuurlijke werkelijkheid die haar plaats opeist in het straatbeeld. De blik van later is al permanent aanwezig, wordt een deel van wat we zien. Rond de waarneembare werkelijkheid zoemen mogelijke likes, een onzichtbaar publiek, bij het kijken hoort ook bekeken worden. Uiteraard ben ik geen haar beter. Op de Lofoten trek ik een foto van een berglandschap waarbij ik als bijschrift ‘eindelijk trager ademen’ schrijf, om vervolgens maniakaal elk kwartier het aantal likes te checken.
We belanden op een bankje naast de Donau, in het paarse stuk van Belgrado. Ik lig languit, mijn hoofd in de schoot van mijn lief. Naast ons glijden boten traag als krokodillen door het water. Terwijl mijn lief door mijn haren gaat vertelt hij zo enthousiast uit het boek dat hij aan het lezen is dat ik dat niet meer zal hoeven te doen. Ik sluit mijn ogen, voel de zon branden op mijn oogleden en bedenk me dat geen kaart ter wereld naar dit moment kon leiden, dat we altijd onze eigen kaart zullen moeten maken, en pin dit moment vervolgens vast, ergens in het midden.
Deze column werd eerder gepubliceerd in De Standaard. Fotograaf: Maarten van der Kamp.
In februari verschijnt de debuutroman van Anneleen Van Offel, Hier is alles veilig, bij Lebowski.