Schuld
Tegen elven ’s avonds liep ik door wereldstad Rotterdam, sabbelend op een snuflolly, tegen storm en regen in. Ik was net klaar met lesgeven. Nog twintig minuten lopen naar het treinstation. Tot zover; niets aan de hand.
Toen kwam er een app binnen van M. waarin stond dat hij zó’n zin had om mijn taxichauffeur te zijn vanavond, en dat hij dat dus ging doen. Hij zou op Amsterdam Centraal met de auto op me wachten en me dan naar huis rijden.
‘Nou, dat hoeft niet hoor,’ schreef ik terug.
‘Doe ik toch!’
‘Hoef je echt niet te doen.’
‘Jawel, vind ik leuk!’
Ik niet, dacht ik alleen maar, ík vind dat niet leuk. Achteraf gezien moet hier het schuldgevoel begonnen zijn. Wie denk je wel niet dat je bent om dat niet leuk te vinden? dacht ik.
Het leek mij gewoon onzin om dat laatste stukje nog naar huis gebracht te worden. Hij zou van zijn woonplaats Utrecht helemaal naar Amsterdam moeten rijden, alleen om mij vijf kilometer verderop te brengen. Zijn kinderen lagen dan alleen thuis te slapen. Ik zag niet in waarom hij dat zou doen. Er was de metro die me in twee minuten naar mijn stadsdeel bracht. Er was de stadsbus die er tien minuten over deed om me vlakbij mijn straat af te zetten.
Belangrijker: Naar huis brengen impliceerde interactie. Het vereiste sociale activiteit. Het bracht verplichtingen met zich mee waar ik geen zin in had.
Ik had de hele avond al met cursisten gepraat. Heel graag wilde ik stilletjes en ongestoord door de nacht reizen en tenslotte thuis aankomen.
Maar van stilletjes en ongestoord kwam niets terecht.
Die hele trip in de Intercity Direct van Rotterdam naar Amsterdam zat ik met een knagend schuldgevoel.
Ik had ‘nee’ gezegd door de telefoon. Niet één keer, ik moest het zeker een keer of vier herhalen. Totdat ik ergens op een Rotterdamse straathoek had staan gillen: ‘Nee, ik wil niet dat je komt!’
‘Oké, dan loop jij maar lekker verder, door de regen en de wind,’ zei hij.
‘Ik vind het echt niet leuk dat ik zo vaak ‘nee’ moet zeggen.’
‘Van wie moét jij dat? Wat gebeurt er als je ‘ja leuk!’ zegt?’
Ik hoorde de teleurstelling wel in zijn stem.
Gebogen door de regen en gebukt onder het schuldgevoel liep ik het stationsplein op. Als hij je nou zó graag ophaalt? dacht ik. Is dat nou zo’n grote ramp? Kun je iemand ook een keer iets gunnen? Waarom moet jij nou altijd overal zo’n drama van maken?
De hele weg dacht ik na over de moeilijkheid van ‘nee’ zeggen. Ik mocht toch wel gewoon naar huis willen? Waarom moest dat met zoveel trammelant gepaard gaan? Ik vroeg me ook af of mijn enorme schuldgevoel nou typisch mijn Limburgse inborst was – wat de ander wil is altijd belangrijker dan wat je zelf wilt – of was het vooral mijn karakter?
Toen ik er later met een vriendin over belde, zei ze: ‘Dat kan helemaal geen schuldgevoel zijn geweest wat je voelde. Je voelt je pas schuldig als je iets hebt gestolen, als je een vriend verraadt, kortom: schuldig hoor je je te voelen als je iets ergs doet, en niet omdat je “nee” zegt. Schuldgevoel is hier hetzelfde als een geweer pakken om op een mug te schieten.’
Uiteindelijk wandelde ik het laatste stukje wel in mijn eentje naar mijn eigen huis. In mijn eigen buurt. De straten bezaaid met knalgele blaadjes, glinsterend van de regen, uitgelicht door lantarenpalen. Even later stond ik onder mijn warme douche, kroop ik onder mijn flanellen dekbed, zette mijn telefoon op vliegtuigstand, en las nog even voordat ik het licht uitknipte.
***
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger. Lees ook Elke Geurts roman Ik nog wel van jou. Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.