Vierentwintiguurseconomie
Het is makkelijk om je te verbazen over alles wat er op een eiland is ontstaan. Maar ook dat er zo weinig verschil zit in wat mensen willen. Voor mijn vertrek naar Tenerife keek ik hoeveel McDonald’s-restaurants er waren. Eenentwintig. Was dat de maatstaaf voor een beschaving? Het zou ook iets kunnen zeggen over wat mensen graag eten hier.
Van het kleine vliegveld, waar slechts een paar verveelde douanebeambten rondslenterde, reden we richting ons appartement. Het was middernacht en er moest nog gegeten worden, dus we stopten bij zo’n McDonald’s. De lucht was klam, tussen de palmbomen aan de weg zaten tientallen mensen. In de verte lichtten meerdere casino’s op. De vierentwintiguurseconomie deed me thuis voelen op dit eiland. Nooit meer slapen. Het gaat om het wakker zijn, en wakker blijven. De eeuwige slaap die in een dorp giert kan te veel aan de dood doen denken. Dat is iets voor later.
De volgende dag werd de zee zichtbaar vanuit het appartement. We werkten een paar uur aan een filmscript en reden toen naar de kust om te lunchen. Het strand was zwart van de vulkaan. De bazin van het restaurant was bijzonder onvriendelijk tegen een jonge ober. Achter de bar schold ze hem uit, aan de tafeltjes lachte hij onzeker naar de klanten. Het eten was goed.
Voor het slapengaan keken we een van de korte films die door elf regisseurs werden gemaakt over de 9-11-aanslagen in New York. Ik zag de film van regisseur Sean Penn. Het ging over een weduwnaar die nog steeds met zijn vrouw ‘leeft’; hij praat tegen haar en kust haar jurk. De man sliep voor de televisie en daarop zag je een toren ineen zakken. Zijn appartement stond tot dan toe in de schaduw van het World Trade Centre. Gelijktijdig met het in elkaar zakken van de toren scheen het zonlicht steeds meer zijn woonkamer in.
Ik kon de slaap niet vatten die nacht en stond op. De zee was hoorbaar maar onzichtbaar. Het was nog een paar uur donker maar daarna zou het weer een zonnige dag worden.