Bezit
Mijn vlucht vanuit de Canarische Eilanden was vertraagd omdat er in Frankrijk gestaakt werd. Ook het luchtruim is verdeeld. De gedachte dat eigenlijk niemand iets bezit, dat de wereld van iedereen is, drong zich op in het stilstaande vliegtuig. Mensen begonnen al snel te zeuren tegen de voorkomende stewardessen en stewards. ‘De lucht is toch van niemand?’ werd er geroepen. Het leek me achterhaald en zinloos om je hierover te beklagen.
Een halve dag later, in een rijdende trein, las ik in De meeste mensen deugen van Rutger Bregman. De jagers en verzamelaars hadden gebroederlijk geleefd, het ging pas mis met de mensheid toen de burgermaatschappij, het vestigen op één plek en het persoonlijk bezit werden uitgevonden, aldus Bregman.
Bregman haalde de progressieve filosoof Jean-Jacques Rousseau aan die in 1754 schreef: ‘De eerste man die een stuk land omheinde en zei “dit is van mij” […] deze man was de stichter van de burgermaatschappij. Van hoeveel misdaden, oorlogen en moorden, van hoeveel ellende en ongeluk had de mens bespaard kunnen blijven als iemand toen was opgestaan en had gezegd: “Pas op en luister niet naar deze bedrieger; je dagen zijn geteld als je vergeet dat alle vruchten der aarde van ons allen zijn en de aarde van niemand.”’
Het klonk helaas als een platitude.
Toch, in dit deel van de wereld, op dit moment van de geschiedenis, levend in de burgermaatschappij, neemt het persoonlijk bezit in relationele zin af. God heeft zich verstopt voor de meesten. Die vrijheid brengt eenzaamheid met zich mee, maakt dat de mens vooral zichzelf nog als lotgenoot heeft. Onlangs scheidde er een bevriend koppel. Hun relatie was een mondelinge afspraak geweest, die wederzijds opzegbaar was. De een werd getroffen door ongeloof en ontheemding, de ander zocht vrijheid, denk ik. Dat je de ander niet bezit maar er wel door verlaten kunt worden, blijft een wonderlijk maar onverteerbaar gegeven.