Thessaloniki, een kerstverhaal
Het was een paar dagen voor kerst. Het bed waar ik lag stond in een hotelkamer in Kozani, een stadje in Noord-Griekenland in de regio West-Macedonië. Al weken was ik ziek en nu slikte ik dan eindelijk antibiotica. De pillen moest ik driemaal daags innemen en waren roze. Ik deelde de kamer met mijn vader, maar die was er niet overdag. Het was er koud en buiten sneeuwde het.
Uit de kraan kwam geen warm water, wellicht moest je daarvoor bijbetalen. Je niet wassen is niet zo erg als je met je vader het bed deelt, in plaats van met een liefdespartner. Er was geen internet, dat had zeker ook met bijbetalen te maken. De tv kende voornamelijk Griekse zenders. Het enige verstaanbare was de Duitse Eurosport. Ze deden veel aan schansspringen die dagen.
Mijn vader zag ik alleen aan het ontbijt, de rest van de dag deed hij zijn werk; hij maakte geluidopnames van Griekse muzikanten. Door het kotsgevoel dat ik de hele dag moest onderdrukken smaakte het ontbijt me niet: een soort Brintapap waar ze blokken fetakaas doorheen hadden geprakt.
Ik werd niet ziek in Griekenland. De geschiedenis van dit ziekbed begon als volgt: met een vriend dronk ik een hele nacht in Enschede. Op een gegeven moment vonden we het een goed idee om zonder jas, maar met een brandblusser, de straat op te gaan. We spoten de gevels van winkels vol schuim en lachten als dwazen. Later bowlden we met de lege brandblusser op de schaatsbaan midden op de markt. Ik logeerde bij die vriend. Die nacht ging zijn kachel kapot en de volgende ochtend werden we beiden ziek wakker in dat tochtige huis.
Een week later, een paar dagen voordat ik naar Griekenland ging, stapte ik op de boot naar Engeland, Hull, om met mijn band Villa Zeno te spelen in een motorclub in Grimsby. Mijn moeder wilde me niet laten gaan. Wellicht dacht ze dat rock en roll een kind nog zieker maakt. Toch gingen we. De rock en roll won het destijds van alles. Het is makkelijk om terug te verlangen naar die tijd. Het verleden heeft het talent om ongecompliceerd te lijken omdat alles al besloten is. Waarschijnlijk een van de belangrijkste eigenschappen van de mensheid. Als je je alle pijn levendig herinnert, wordt verder leven dan niet ondraaglijk?
We waren uitgenodigd door de Engelse band The Brew die eens per jaar een concert gaf in hun woonplaats Grimsby, een naargeestig Brits arbeidersstadje waar het altijd regent. Ons bandje bestond net, zelden zijn we zo opgewonden geweest als in die eerste dagen. We zagen het uiteraard als de voorbode van een gouden toekomst. Snel drong de realiteit zich op en de internationale droom slonk.
De bootreis was verschrikkelijk en deed me constant braken. Van het optreden weet ik nog weinig. Wat ik me wel herinner is de slaapzaal achter het podium met bedden waar je bloed en schaamhaar tussen de dekens vond. Na het optreden kroop ik direct weer in zo’n bed. De ruimte ernaast fungeerde als backstageruimte. Mijn koorts weerhield een meisje er niet van om me ongevraagd te tongzoenen. Zo geschiedde. Nadien vroeg ze of ze mijn bezwete T-shirt mocht hebben. Dat mocht.
De band ging de stad in die avond en ik bleef achter in de motorclub. Die nacht kwam een van de bandleden terug op de slaapzaal met een meisje uit de stad. We deden alsof we sliepen maar van begin tot eind had iedereen alles gevolgd. Het verbroederde.
Na aankomst in de haven van Rotterdam ging ik direct door naar het vliegveld in Weeze, Duitsland. In Griekenland zou ik wat uitrusten, maar dat uitte zich al snel in verveling op die koude hotelkamer. Je kunt je overal zonder moeite beroerd voelen, maar je ergens thuis voelen blijft een ander verhaal.
Pas een dag voor vertrek voelde ik me weer wat beter: de zin om te roken keerde namelijk terug. Ik sloeg een slof goedkope sigaretten in. De laatste avond bezochten we een concert van de muzikanten die mijn vader had opgenomen. Er werd gedanst door mannen met grote snorren. Even voelde ik de neiging om mee te doen, maar misschien was ik nog niet helemaal beter.
Vroeg in de ochtend deelden we een taxi naar Thessaloniki met een zangeres. De zon scheen en de sneeuwduinen smolten. In een buitenwijk van Thessaloniki stapte de zangeres uit, ze moest zich haasten: ’s nachts zong ze en overdag werkte ze als schoonmaker.
Aangekomen op het vliegveld leek het onwaarschijnlijk dat we nog naar huis konden. De verwachte sneeuw in Duitsland maakte het vliegen of landen onmogelijk. Onze vlucht zou de laatste zijn voor het luchtruim zich sloot. Maar de vertraging liep meer en meer op. Na uren zei ik tegen mijn vader dat ik even ging roken. Daarvoor moest je wel uitchecken, en ook weer inchecken. Na het roken kwam ik terug in aankomsthal en daar stond mijn vader als een opgefokte stier te blazen met twee koffers in zijn handen. We hadden de laatste vlucht die nog terugging naar Duitsland gemist. We brachten noodgedwongen de kerst door in Thessaloniki.