Incasseren
Op oudjaarsavond zie ik mijn kinderen dus niet! Ik hou er helemaal niet van mijn kinderen niet te zien met oud en nieuw. Ze horen bij mij te zijn als 2019 overgaat in 2020. Daar valt niet over te twisten. Dat ís gewoon zo.
Maar dat is zo gewoon niet. Als je gescheiden bent, verdeel je je kinderen eerlijk over de feestdagen. Zo gaan die dingen nu eenmaal. Daar hou ik dus ook helemáál niet van.
Alles verandert. Dat zal wel. Maar ze waren tot nu toe altijd bij mij met oud en nieuw. Dat lijkt me niet meer dan normaal.
Zo lang ze bestaan heb ik om twaalf uur ’s nachts twee slaperige dochters aan mijn zijde gehad. Zo lang ze bestaan, staan wij met z’n vieren, – later drieën – op het trottoir voor ons huis, en druk ik – zodra boven onze hoofden het vuurwerk losbarst – die twee lijven dicht tegen me aan. Kus ik ze een heel gelukkig nieuwjaar.
Dat wil ik graag zou houden. Punt.
Twee lijkbleke meisjes met grote beschermbrillen. Handen met sterretjes. Een champagneglas in die van mij. En in die van mijn vrienden. Iemand vult bij. Ja, doe mij ook nog maar een beetje. De mannen in het gezelschap hebben tóch weer een vuurwerkpakket gekocht. Ik roep naar de oudste dat ze op moet passen! Dat ze niet te dichtbij mag gaan staan!
Na vijf minuten vlucht de jongste huilend terug het huis in, samen met haar vriendinnetje, gillend, handen tegen hun oren, alsof voor hen zojuist de oorlog is uitgebroken.
Hoe ik ze even later op de bank aantref, met een koude oliebol in hun mond, poedersuiker op hun smoeltjes, in een woonkamer vol lege flessen, glazen, bakjes met hapjes, overal bakjes met hapjes, de gevulde eieren van mijn oudste dochter die inmiddels behoorlijk ranzig zijn geworden. Maar het smaakt nog best. De champagne borrelt. We nemen het niet zo nauw.
Dit jaar begint voor mij totaal anders. Daar valt ook wat voor te zeggen.
Mijn kinderen zijn op oudjaarsavond gezellig bij hun vader. In ons oude huis. Met zijn vrienden en hun kinderen. Dat is ook goed.
Het is nu eenmaal ‘zijn beurt.’
Ik ‘had’ de meisjes al op eerste kerstdag. En éérste kerstdag staat hoger aangeschreven dan tweede kerstdag. Dat weet iedereen die in het land der scheiding woont.
Maar ik heb ze ooit gebaard. Geeft dat dan geen extra privileges?
Ik weet nog dat ik toentertijd in het ouderschapsplan wilde laten vastleggen dat de meisjes elk jaar op hun verjaardag – tot aan hun achttiende – in mijn huis wakker moesten worden. Gewoon omdat ik de moeder ben. Ik heb ze gekregen. Dat vond ik heel terecht. Ja, ik had er heus wel bij vermeld: mits de kinderen zélf anders beslissen.
Het leek mij nu eenmaal ondraaglijk op de verjaardag van één van je kinderen wakker te worden in een leeg huis.
Ik weet ook nog dat onze mediator voorzichtigjes zei dat ze die regel er misschien uit zou halen omdat de rechter dat een nogal vreemde clausule zou vinden. Het viel ook nogal uit de toon bij de rest van ons plan dat helemaal op het gelijkheidsbeginsel was gebaseerd. Gelijkheidsbeginsel, dacht ik. Ammehoela. De dochters horen het meest bij mij. Kinderen horen bij hun moeder. Als we vaders en moeders met kerstdagen kunnen vergelijken, is de moeder toch meer een eerste kerstdag, en een vader de tweede. Nietwaar?
Maar het gebeurde wel gewoon, hoor. Vorig jaar werd de jongste dochter op haar verjaardag bij haar vader wakker. En ja, dat was heel goed te doen.
Alles verandert. En dat is goed. Maar niet altijd makkelijk. En ook dát is weer goed!
***
Deze column is eerder gepubliceerd in De Limburger. Lees ook Elke Geurts roman Ik nog wel van jou. Luister hier naar onze podcast met Elke Geurts over haar roman en scheiding.