De caravan, de Joodse bejaarden en de hoofdstukcijfers: Arnon Grunberg over zijn tour du 'Bezette gebieden'
1)
Lang ging mijn moeder elke zondag naar het Joodse bejaardentehuis Beth Shalom in Buitenveldert om een aantal bejaarden op te zoeken die ze goed kende. Ik meen vooral ook de moeder van de mevrouw die mij geprobeerd heeft Hebreeuws te leren, deze oudere dame zal ik hier even mevrouw K. noemen. Haar dochter, die mij betrekkelijk tevergeefs heeft geprobeerd Hebreeuws te leren en die in zekere zin model heeft gestaan voor een personage in mijn debuutroman Blauwe maandagen – het zijn niet onze vrienden en geliefden die zich aan ons opdringen als muze maar onze vijanden – is nog regelmatig verschenen in mijn dromen tot ze ook daaruit verdween.
Toen uitgever Oscar van Gelderen ergens deze herfst voorstelde de presentatie van mijn roman Bezette gebieden in het Joodse bejaardentehuis Beth Shalom te laten plaatsvinden was mijn tweede gedachte dan ook: nu zal ik wel weer over de dochter van mevrouw K. gaan dromen.
De eerste gedachte luidde: wat een uitstekend idee. Nadat we Moedervlekken in 2016 op de psychiatrische afdeling van het AMC hadden gepresenteerd leek een Joods bejaardentehuis me bijna onoverkomelijk. Mijn voormalige uitgever, Vic van de Reijt, hij is met pensioen maar nog zeer levendig, citeerde met enige regelmaat de voormalige directeur van Paradiso die gezegd schijnt te hebben: ‘Als er jonge meisjes op af komen is het een succes.’
Dergelijke uitspraken zijn niet meer van deze tijd.
In 2020 zeggen we: ‘Als er Joodse bejaarden op af komen is het een succes.’
Soms moet je naar de bejaarden toe uiteraard, je kunt niet altijd verwachten dat ze naar jou toekomen.
Overigens heb ik niet meer over de inmiddels ook bejaarde dochter van mevrouw K. gedroomd. Ik wacht nog altijd op een nieuwe droom.
2)
Tijdens een diner in visrestaurant Lucius, waar Van Gelderen altijd hetzelfde bestelt en dat ook steevast van hetzelfde commentaar voorziet (‘is dit lekker of is dit niet lekker?’), opperde hij met een caravan door Nederland te trekken. In Bezette gebieden komt inderdaad een caravan voor, zij het dat daarmee niet door Nederland wordt getrokken; deze caravan, feitelijk meer een mobil home, staat stil in een nederzetting in de bezette gebieden, door de Joodse kolonisten aldaar Judea en Samaria genoemd, maar dan op zijn Hebreeuws uiteraard.
In 2003 trok ik met een geit door Nederland, deze geit heette Carmen, zij leeft niet meer. Het leek me wel weer tijd met iets door Nederland te trekken, maar met een geit is dat tegenwoordig moeilijk. Al in 2003 kwamen er klachten van de Dierenbescherming dat een boekhandel geen goede plek zou zijn voor een geit en toen zat de Partij voor de Dieren nog niet eens in het parlement. Aangezien er in Bezette gebieden niet of nauwelijks sprake is van geiten leek me een caravan dan ook om die reden een uitstekend idee.
‘Ik ga voor die caravan zorgen,’ zei Van Gelderen. ‘Maak je geen zorgen.’
Arnon Grunberg bij Beth Shalom
3)
Een paar dagen voor de presentatie kreeg ik een bericht van de uitgever dat het nog niet storm liep voor de presentatie in Beth Shalom en dat daarom extra Joodse bejaarden zouden worden gemobiliseerd. Er zouden koosjere snacks en zoete wijn zijn, zogenaamde kiddushwijn, de wijn die vrome Joden gebruiken om op vrijdagavond en zaterdagmiddag de zegenspreuk over de wijn te zeggen. Waarom die wijn zoet moet zijn is me niet bekend. Zo hoopten wij de bejaarden te lokken.
Ik maakte me zorgen want een vrijwel lege wintertuin van een Joods bejaardentehuis is een deprimerende aangelegenheid.
Voor Beth Shalom stond op de wat grijze donderdagmiddag 9 januari een caravan die door middel van grote stickers van buiten identiek was aan het omslag van Bezette gebieden en die niet alleen daarom een zekere ontroering in me losmaakte. Eind december had ik ruim tien dagen in een caravan van circus Zanzara gewoond, waar ik erg gelukkig was geweest, een erg vochtige en weinig comfortabele caravan, deze caravan daarentegen was in zijn soort buitengewoon comfortabel, niet aangevreten door schimmel. Hier zou ik misschien nóg gelukkiger worden.
De zorgen van de uitgever bleken voor niets te zijn geweest. Een bejaarde dame, mevrouw Meerschwam, die mijn moeder nog had gekend, zei: ‘Het is hier nog nooit zo druk geweest. Je moeder zou trots op je zijn.’
Ik hoopte maar dat ze het over het boek had en niet over het feit dat ik met hulp van Van Gelderen allemaal bejaarden, vermoedelijk van Joodse komaf, om mij heen had verzameld. Er waren inderdaad zoveel mensen dat ik veel vrienden en kennissen niet eens heb gezien, laat staan gesproken. De opkomst mocht een succes worden genoemd, de uitgever kon tevreden zijn. (Schrijvers zijn chronisch ontevreden, daarom schrijven ze.)
Tijdens het publieke interview met Jessica Meijer waren twee bejaarden zo aan het schreeuwen dat ik de vragen van Meijer nauwelijks kon verstaan, maar gelukkig is Meijer een van die interviewers die bereid is in noodgevallen zelf namens de geïnterviewde te spreken, en dat deed ze dan ook met verve. Haar man, die ook aanwezig was, sprak daarentegen opvallend weinig.
Tijdens het interview viel een ex van mijn beste vriend flauw. Later kwam ze de caravan in en ze zei dat ze zich schaamde voor het flauwvallen, maar dat was nergens voor nodig.
Enkele ouderen die hun boeken lieten signeren in de caravan – na de presentatie was ik in de caravan gaan zitten met wat koekjes, de zoete wijn liep ik mis – leken bijna te bezwijken aan de hoge opstap. Ik dacht meteen: hier in deze caravan gaat nog eens iemand dood.
Ooit schreef ik, ik parafraseer, wie het lachen serieus neemt moet bereid zijn ervoor te sterven. Iets soortgelijks kan over de romankunst worden gezegd.
Er waren ook mensen in mijn omgeving die seksuele fantasieën hadden over de caravan. Ontroering maakte de sleurhut niet in hen los, opwinding wel. Dat is uiteraard toegestaan, op de caravan mag men alles projecteren: haat, liefde en lust. En op de schrijver eigenlijk ook, mits men de handen een beetje thuishoudt.
Toen ik ietwat slaapdronken bij het televisieprogramma van de mij geliefde Eva Jinek plaatsnam – haar ouders hebben beloofd mij te adopteren, of beter gezegd, zij heeft beloofd dat haar ouders mij zullen adopteren, maar zolang de formaliteiten nog niet zijn afgerond schrijf ik rustig verder onder mijn eigen naam – dacht ik aan de caravan en vooral aan de Joodse bejaarden. Mijn moeder, voor wie in leven blijven en succes zo ongeveer synoniemen waren, falen was sterven, zou tevreden zijn geweest.
4)
De caravan kon niet mee naar boekhandel Paagman, in Den Haag schijnt geen ruimte te zijn op het trottoir voor caravans. Een beetje boekhandel zegt dan, we halen de grote ruit eruit en we zetten die caravan wel binnen, maar het innovatieve denken is nog niet overal doorgedrongen.
Men zet zich manmoedig over de teleurstelling heen.
De zaal zat vol. Ik zou zeggen, voornamelijk bejaarden. Hier en daar meende ik een honderdjarige te ontwaren. Of ze Joods waren wist ik niet, maar ik ben geen kniesoor. Elke bejaarde is eigenlijk goed.
Vlak voor aanvang van het interview viel er weer iemand flauw, althans er zakte iemand door zijn stoel. Dat stelde me gerust. Eigenlijk stel ik me op het standpunt dat de schrijver die met een geit of een caravan door het land trekt – in de toekomst zullen wat dieren in de caravan worden gestopt en mensen mogen ook dieren en eventueel meerderjarige kinderen in de caravan dumpen; ik word Noach, de caravan mijn ark – een soort natuurgenezer is. Om te genezen moet de lezer wel eerst iets mankeren. Flauwvallen is een goed begin.
Bij Paagman kwam ik een werkelijk bijzonder lief ouder echtpaar tegen dat mij en mijn vriendin ooit hadden getrakteerd op een rijsttafel om iets terug te doen voor mijn columns. Mijn boeken vonden ze, meen ik, niets, maar vanwege mijn columns had ik dus recht op een rijsttafel.
Het was een uiterst genoeglijke avond geweest. Kort daarna kreeg ik een mail met daarin mogelijke namen voor mijn toekomstig kind.
De schrijver/natuurgenezer moet overal op af, ook zonder dier en caravan.
Nu stonden ze voor mij, glunderend en zeer levendig. Ik was de enige schrijver die ze ooit op een rijsttafel hadden getrakteerd. Dat stelde me gerust. Ik verwacht weinig van de lezer, maar een beetje monogamie kan geen kwaad.
Arnon Grunberg bij Paagman
5)
Voorlopig eindigde mijn liefdesrelatie met de caravan voor boekhandel Donner in Rotterdam, een werkstudente had met de moed der wanhoop de caravan voor die boekhandel neergezet, half Rotterdam was opengebroken.
Het publiek in Donner was minder bejaard dan ooit, wat mij wel speet, maar ik wil ook jongere lezers niet teleurstellen.
De vragen uit het publiek kwamen vooral van oudere lezers en hadden het verrukkelijke surrealistische karakter dat misschien bij Rotterdam hoort of gewoon bij mijzelf. Een heer op de eerste rij die me al een tijd had aangestaard als een hongerige hond wilde weten waarom ik het probleem van de literatuur probeerde op te lossen met hoofdstukcijfers.
Een betrekkelijk jonge sportief ogende man vroeg zomaar uit het niets waarom ik eigenlijk schreef en later in de caravan overhandigde een vrouw die vertelde dat ze in New York was geboren mij een brief met de woorden: ‘Wil je hem nu openmaken of als ik weg ben?’
‘Als je weg bent,’ zei ik. Dat is immers altijd veiliger.
In de caravan zat intussen een kast vol met cadeautjes die ik van lezers had gekregen. Ik hoop nog jaren als schrijver en natuurgenezer al dan niet met caravan door het leven van de lezer te trekken, en juist daarom wil ik deze beschouwing afsluiten met een korte oproep: u hoeft mij niets te geven, maar u mag mij alles geven. Houd er echter rekening mee dat ik in New York woon. Hoe kleiner het cadeau qua gewicht en omvang, hoe beter. Maar ook op deze regel zijn uitzonderingen mogelijk: als u mij een auto wilt geven of een nieuwe caravan, op het parkeerterrein van Uitgeverij Lebowski is plaats voor al uw grote geschenken.