Leesfragment 'Hier is alles veilig'
4
Ik heb ze natuurlijk meteen vanaf mijn aankomst gezien. Je hebt maar het vliegtuig uit te stappen en ze zijn er al, de jonge meisjes en jongens die hun militaire dienst doen en in uniform met hun groot geweer (ik moet weten wat het is, het kan niet zijn dat ik iets wat mijn kind aangaat alleen kan benoemen in termen van groot geweer of klein geweer) achteloos op de rug concreet maken dat dit land over veel meer gaat dan smoothiestalletjes en sinaasappelbomen en speeltoestellen op het strand.
In Haifa zijn ze me niet opgevallen maar dat wil niet zeggen dat ze er niet waren, ik weet het gewoon niet meer. Je ziet wat je bezighoudt, denk ik, en daarmee probeer ik voor mezelf te rechtvaardigen dat het me alle moeite van de wereld kost om naar de nachtelijke zee te kijken en niet naar de man naast me op de bank. Hij heeft donker haar, net als Immanuel, is pezig gebouwd, net als Immanuel, en draagt een uniform, zoals Immanuel zal hebben gedragen. Immanuel is (was) drieëntwintig, dus zou hij ongeveer anderhalf jaar geleden al zijn legerdienst beëindigd moeten hebben, en toch is dit het beeld dat ik van hem heb. Voor mij werd zijn toekomst samengevat in een mosgroene kleur, een wapen, een groep. Het was een eenzijdig beeld, ik ben me daarvan bewust, als het om de toekomst van mijn kind ging dacht ik veel minder genuanceerd over de wereld dan ik zou willen.
Ik lijk voor de soldaat niet te bestaan. ‘Hi,’ zeg ik hardop. Mijn stem klinkt te oud voor mij. Hij kijkt opzij, glimlacht verward.
‘Welk type is dat?’ vraag ik, terwijl ik naar zijn geweer wijs.
‘Waarom wil je dat weten?’ vraagt hij.
‘Mijn zoon zat ook in het leger.’
‘Vraag het dan aan hem.’ Even zie ik mezelf door zijn blik, een toerist die te deftig gekleed is om toerist te zijn. ‘Waar diende hij?’
‘Ik weet het niet, hij is er niet meer.’
Hij fronst zijn wenkbrauwen. ‘Een ongeluk in het leger?’
‘Nee, het was na zijn dienst, recent nog.’ Elke keer wanneer ik het uitspreek, wordt het definitiever. Dat hij het zelf gedaan heeft krijg ik niet over mijn lippen, het zou klinken alsof het dan zijn eigen schuld is.
‘Het spijt me heel erg voor je,’ zegt hij. Hij heeft bruine ogen, kijkt me recht aan. Mensen praten hier onomwonden, zonder hekken tussen elkaar. Behalve Ofra dan, om welke reden ook. ‘Soldaten gaan hier niet zo snel dood, het is heel anders dan jullie denken. Waar kom je vandaan?’
‘België.’
‘Wafels.’
‘Ja.’
Uit zijn broekzak vist hij een gekreukt pakje sigaretten, hij trekt er een uit. Ik probeer onopvallend zo veel mogelijk van hem op te vangen. Zijn lange benen, die hij nonchalant heeft uitgestrekt. Hij hangt onderuitgezakt, zijn ene arm losjes over zijn andere arm. Ik zie net genoeg en net te weinig van hem om me voor te stellen dat hij Immanuel is, en ik weet dat ik moet opletten voor zulke gedachten, maar toch geeft het me op een domme manier rust. Je weet dat het slecht voor je is en je doet het toch, precies daarom.
‘Zou je misschien wat voor me kunnen doen?’ vraag ik. Ik neem mijn telefoon uit mijn tas en scrol naar de foto die ik zoek. ‘Kan jij vertalen wat er op zijn rugzak staat geschreven?’
Hij neemt mijn telefoon uit mijn handen. Hartverzakking. Hij swipet gelukkig de juiste kant op. Het duurt even voor hij de letters ontcijferd heeft, al zijn ze in het Hebreeuws. Ze zijn slordig geschreven en ik had meerdere beelden nodig om de hele boodschap te kunnen fotograferen.
‘They were swifter than eagles, they were stronger than lions,’zegt hij. Hij buigt zich naar me toe, reikt me de telefoon weer aan. Door zijn beweging schuift het wapen van zijn schoot, hij houdt het met zijn elleboog tegen. Zijn sigaret licht even op in het donker. ‘Zat hij misschien in de Kfirbrigade?’ Hij blaast de rook zuchtend uit.‘Dat weet ik niet, denk je dat?’
‘Ik ken een paar jongens die het op hun rugzak hebben geschreven, of op Facebook onder hun naam hebben gezet. Het is de spreuk die op hun monument staat in Afula.’
‘De Kfirbrigade, zijn die een beetje –’
‘De ware helden van ons land, zij zijn van onschatbaar belang. Van alle brigades zijn zij een van de zwaarste om je dienstplicht in te doen, daar kan je echt iets wezenlijks betekenen voor Israël.’
Groot respect in zijn ogen. Bepaald geen geruststelling.
‘Ik weet wat je denkt,’ zegt hij. ‘Jij denkt zeker dat ik dit ding hier elke dag gebruik om op onschuldige burgers te schieten.’ Hij buigt zich naar voren, leunt op zijn knieën. ‘Het leger gaat niet over oorlog. Het gaat over eindelijk iets kunnen terugdoen voor je land, je nuttig voelen. Ik ken geen enkel ander systeem waar je zo in contact komt met alle bevolkingsgroepen. Op school zit je met gelijkgezinden, in het leger moet je samenwerken met iedereen. Het is een soort opvoeding. Dat zien jullie natuurlijk niet.’ Hij wrijft over zijn kortgeschoren haar.
‘Nee,’ zeg ik.
‘Het is een m16 trouwens.’ Hij klopt op het handvat, als op de schoft van een trouwe hond. ‘Alles oké eigenlijk?’
‘Ja,’ zeg ik snel. Het klinkt als een vraag.
We kijken een tijdje naar dezelfde zee. Het strand is bijna leeg. Hij drukt de sigaret uit tegen de stenen bank, mikt ze in het zand. Dan staat hij op, steekt onhandig zijn hand uit.
‘Take care,’ ik kan het niet nalaten.
En zo verdwijnt hij weer in een leven waar ik niet bij kan. Diep in- en uitademen, het helpt niet. Willen gillen, kijken wat er dan gebeurt, hoelang het zou duren voor ik op de grond lig met mijn armen op mijn rug en de loop van zo’n opvoedingsproject in mijn nek. Rond mij plooit de stad zich open, iedereen is happy, iedereen werkt aan zijn lichaam, lopers lopen voorbij, de fitnesstoestellen langs de dijk worden intensief gebruikt. Bicepsen, tricepsen, quadricepsen, elke spier uitgerekt, het lichaam in een ideaal geperst. Iedereen doet hier zo hatelijk gelukkig. Chernoff had gelijk, deze stad is een symbool. De stad van het massahedonisme, en hoe meer dat dwangmatige geluk me in het gezicht wordt geduwd, hoe scherper ik het beeld van Immanuel in de goten van Zuid-Tel Aviv zie, aan zijn lot overgelaten, uitgespuwd. En dan de beelden uit het nieuws. Zeventig kilometer zuidwaarts. Hel en hemel delen hier dezelfde grond.
***
Luister hier naar de podcast Lopen met Lebowski, waar Anneleen Van Offel samen met redacteur Saskia Veen afreist naar Het Universitair Ziekenhuis.
Lees hier de recensie in De Morgen:'Dit doordachte debuut verraadt onmiskenbaar compositorisch talent' ***
Vergeet ook niet om het blog Alex’s books and socks er even op na te slaan: ‘IJzersterk debuut. Ongelofelijke mooie zinnen komen je gedurende het hele boek tegemoet. Zinnen die de emoties zo goed weergeven dat je ze zelf kan voelen. Pijnlijk, intens, emotioneel, literair, wondermooi. Absolute must read!’ *****