Lebowski geeft gehoor aan oproep Martin de Haan: vertalers worden voortaan op boekuitgaven vermeld
DE VERTALER ALS AUTEUR
De State of Translation is bedoeld om één keer per jaar te kijken hoe de zaken ervoor staan in wat in de volksmond Vertalië wordt genoemd. Welnu, something’s rotten in the State of Translation.
‘De vertaler als auteur’, dat klinkt radicaler dan het is. Volgens de Berner Conventie, het verdrag uit 1886 dat nog altijd de basis van het auteursrecht vormt, worden vertalingen beschermd als oorspronkelijke werken – niet alsof het oorspronkelijke werken waren, maar in de hoedanigheid van oorspronkelijke werken. Vertalers gelden als auteurs omdat zij bestaande werken omzetten in nieuwe werken, niet door het origineel gewoon even over te typen in een andere taal, maar door naast het origineel met heel andere materialen en technieken – de woorden en structuren van een andere taal – van de grond af iets nieuws op te bouwen wat zoveel mogelijk op dat origineel moet lijken.
Maar iedereen mag dan in theorie snappen waarom vertalers makers van oorspronkelijke werken zijn, in de praktijk wordt er bijna altijd vastgehouden aan de aloude leugen van de vertaler als veerman, overzetter, Übersetzer, die de tekst met zo min mogelijk schade en idealiter dus eeuwig aan zichzelf gelijk blijvend over de rivier tussen twee talen en culturen moet zetten. Die leugen tiert welig in de media en ook in de uitgeefwereld zelf. Recensies gaan over ‘het boek’ terwijl er eigenlijk twee boeken moeten worden besproken. Uitgevers (nee, niet allemaal!) doen alsof ze met de aankoop van de vertaalrechten van een boek – het recht om dat boek in vertaling te mogen uitbrengen – ook meteen moreel eigenaar zijn van het nieuwe boek, de vertaling.
Dat is rot, maar het rotste van alles is dat ook vertalers zelf hun auteurschap niet altijd even serieus nemen, uit angst om opdrachtgevers kwijt te raken of zelfs omdat de leugen van de vertaler als veerman wel zo makkelijk is, je kunt je lekker in de schaduw van de oorspronkelijke auteur en zijn boek verschuilen en vertaalt dus gewoon ‘wat er staat’. Maar wát staat er dan precies? Geen tweemaal leest men dezelfde tekst, om de doodeenvoudige reden dat teksten lineair zijn en zich dus in de tijd afspelen. Niemand, ook de oorspronkelijke auteur niet, kan een tekst voor zijn geest oproepen als een plaatje waarvan alle aspecten tegelijk zichtbaar zijn, inclusief de onderlinge verbanden ertussen.
Net als de oorspronkelijke auteur wandelt de vertaler voortdurend heen en weer door de tekst die hij maakt. En net als het oorspronkelijke boek valt de vertaling al tijdens die wandeling in flarden uiteen, omdat het geheel niet te overzien is. De lezer raapt die flarden op zijn beurt weer op om er zelf een werk van te maken.
Betekent dit dan dat anything goes? Nee, want er is ook nog de beroepsethiek van de vertaler: de drang om het werk recht te doen. En juist die drang maakt van de vertaler pas echt een schrijver, volgens de theorie van Proust dat een schrijver als taak heeft zijn innerlijke boek te vertalen. De vertaler vertaalt niet het oorspronkelijke boek, maar zijn indruk daarvan, met de middelen die hem worden aangereikt door zijn eigen opgehoopte levenservaringen. Niemand kan buiten zichzelf treden, ook de vertaler niet. Daarom is zijn werk oorspronkelijk.
Zoals de Bach van Glenn Gould niet de Bach van Ivo Janssen is, zo is de Proust van Thérèse Cornips niet de Proust van het duo Hofstede & De Haan. En dat geldt evengoed voor werken waar helaas maar één uitvoering van beschikbaar is. Vandaar tot besluit een oproep: uitgevers, zet de naam van de vertaler systematisch op het omslag, omdat de consument recht heeft om te weten welke ingrediënten het product bevat. Het kost niks en maakt de wereld weer een stukje minder rot.