Tompoes
Een humanitaire crisis in Griekenland, de Brexit, een oprukkend virus, kannibalistische ijsberen en aanslagen uit extreem rechtse hoek. De gemene deler lijkt: grenzen die worden afgebakend of opgetrokken. Volgens sommigen is dat ook meteen de oplossing.
Zo ontmoette ik afgelopen week mijn oudtante. Ze serveerde tompoezen, gebak dat onmogelijk is om netjes naar binnen te werken. Een andere vrouw, die ik tot haar dood verzorgde, at op een gegeven moment alleen nog maar tompoezen. De dood en de tompoes waren bij elkaar gaan horen. Ik had het dus kunnen weten: dit was een voorteken.
Mijn oudtante bezorgde zichzelf slapeloze nachten in het flatje waar ze woonde. Alle genoemde wereldse problemen leken haar gestolen te kunnen worden, slechts dat virus maakte haar horendol. Hoewel ze hoog en droog woonde, dacht ze hier niet tegen beschermd te zijn. ‘Dit wordt mijn dood,’ zei ze zelfverzekerd. Het was alsof ze ernaar uit zag, als naar het eind van een weekje kamperen in de regen.
Om de moed erin te houden zei ik: ‘Dat zullen we nog weleens zien.’
Ze wilde er niks van weten.
Vervolgens deed mijn oudtante toch nog een wrange poging om het optimisme erin te houden. ‘Met hoeveel ouderen heb jij nou iets?’ vroeg ze.
‘Ik heb veel vrienden van boven de zestig.’
‘Dat zijn jonge honden. Ik bedoel echte bejaarden. Zou het niet goed zijn voor heel veel zaken, de economie, de huizenmarkt, de gezondheidskosten, dat de ouderen opgeruimd worden? Dan wordt alles nog veel mooier dan het was. Toch?’
Ik ben bekend met de Wet van Godwin: als een discussie maar lang genoeg duurt, wordt er uiteindelijk een vergelijking gemaakt met de Jodenvervolging. Dat luidt meestal het eind van de discussie in. Toch kon ik het niet laten om haar te vragen: ‘Als je het woord ‘ouderen’ nou eens vervangt door ‘Joden’?’ Ze stamelde dat ze het zo niet bedoelde. De discussie was over, maar niet perse gewonnen door een van ons. Er viel een ongemakkelijke stilte en toen probeerden we met onze grote, open, onsmakelijke monden een hap van de tompoes te nemen.