Sarah Sluimers quarantainelogboek: Het applaus klonk al, maar het ergste moet nog komen
De tuindeuren stonden open omdat door dat binnen blijven onze huid vliegtuigschraal dreigde te worden. De kinderen sliepen, de avond was lentekoud. Een huis verder begon iemand te klappen, toen nog iemand. Het leek daar even bij te blijven, maar al snel hoorden we hoe op de hoek van de straat een hele groep inzette. Eén vrouw schreeuwde daarbij als een ontketend dier.
TE GRETIG
Al die tuintjes, die mensen die daar in het donker stonden, hekjes ertussen, de driftige herrie. ‘Respect voor de zorg! Onze helden! Hoor je mij eigenlijk? Ik ben hie-hier! En jij ook! We leven nog!’
Ontroerend in de poging even door het isolement heen te breken. Maar ook voelde het, terwijl ik daar op ons grasveldje stond, te gretig.
Soms lijkt het alsof we ons nu al naar het einde willen haasten: het louterende applaus, de catharsis, de bevrijding. En dat terwijl we nog helemaal niet werkelijk tot stilstand zijn gekomen. De echte verveling, eenzaamheid, angst en ontregeling moeten nog beginnen.
TOCH NOG EVEN EEN VERGADERING
Ik hou van mijn lieve vrienden, maar de een rijdt met de auto naar zijn vader, de ander gaat iedere dag naar kantoor omdat Amsterdamse huizen nu eenmaal niet zijn ingericht op een eindeloos samenzijn. Een volgende pakt toch nog even een vergadering mee met het managementteam.
Wij zijn allemaal vermoeide mensen die met stiekem plezier onze levens even tot stilstand brengen en ons met boekjes en borreltjes als huiskatten in de isolatie wentelen, maar ook denken dat de overheidsadviezen eigenlijk niet voor ons gelden. Waar de quarantaine echt pijn gaat doen, trekken we ons eigen plan. Soms om een ander te redden van de eenzaamheid, soms om onszelf te helpen.
ALSOF WE DOOR DE HEL ZIJN GEGAAN
De mens van nu is op veel gebieden gedisciplineerd, maar wil altijd vluchten van zichzelf. De mens van nu is niet geduldig, maar heeft honger en haast om tot een oplossing te komen.
En zo gaan we de straat op, omdat we binnen ‘gek worden’. En zo hangen we na drie dagen al uit onze ramen, zingen liedjes met de buurt en klappen onze handen blauw, alsof we door de hel zijn gegaan met z’n allen.
Maar we zijn nog maar net begonnen. Het gaat eerst nog veel meer pijn doen, voor we elkaar weer kunnen zien en de bevrijde schreeuw kan klinken.