Verlichting
Om aan de crisis en aan het virus te ontkomen besloot ik de afgelopen week een boek op te pakken dat ik jaren heb laten liggen. De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart van Betje Wolff en Aagje Deken moest ik ooit voor mijn studie lezen. Ik kwam niet verder dan de helft. Toen ben ik gestopt. Ik vond het saai en langdradig.
Natuurlijk komt het elk jaar in de klas aan de orde als ik de Verlichting behandel tijdens mijn literatuurlessen en dan lepel ik braaf op waarom het toch zo’n belangrijk boek is. Een briefroman. Didactisch-moralistisch. Een pleidooi voor godsdienstvrijheid. En wat dies meer zij. Ik verzwijg meestal voor het gemak maar dat ik er niet doorheen ben gekomen.
Maar saai en langdradig: dat was precies waar ik nu behoefte aan had. Een zuchtje verlichting. Want al het coronanieuws dat op televisie, in kranten en op sociale media op me af werd gevuurd was me te veel aan het worden. Alle quarantainetips maken me moe, evenals de memes en filmpjes en raadsels. Dus gewoon even lekker de achttiende eeuw in. En misschien dat ik nu, twintig jaar later, wat meer waardering op zou kunnen brengen voor dit meesterwerkje.
De ingrediënten zijn er ook: twee vrouwen die samen een boek schrijven was in die tijd op zich al bijzonder. En dan een briefroman. Een genre dat zich kenmerkt door een heel speciale manier van vertellen. Niet één verteller die aan het woord is en als een alwetende autoriteit aan alle touwtjes trekt, maar een kakofonie van verschillende stemmen, die allemaal een stukje van het verhaal vertellen, verschillende visies vertegenwoordigen, elkaar af en toe lekker tegenspreken, hier en daar cruciale informatie achterhouden, jokken als het nodig is of zoete broodjes bakken als dat zo uitkomt. En de lezer, in het middelpunt van al die correspondentie, als spin in het web, moet ontwarren hoe het werkelijk zit en mag zelf bepalen bij wie zijn of haar sympathie ligt. Eigenlijk een heel tof gegeven.
Maar na een paar bladzijden wist ik het weer: niets van dat alles. Want de brieven laten juist helemaal geen ruimte aan de lezer om zelf te oordelen. Dat oordeel wordt van meet af aan op elk personage geplakt (liefst in de vorm van een speaking name) en tot in den treure herhaald en bevestigd door alle andere personages. Iedereen weet alles van elkaar en brieft dat aan elkaar door. En wat nog wel het meest hinderlijke is: daarbij is iedereen het ook voortdurend hartgrondig met elkaar eens…
Zo is daar de brave Hendrik Edeling (die, u raadt het al, een edelmoedig persoon is) van wie eigenlijk iedereen zodra hij ten tonele verschijnt vindt dat hij met Sara moet trouwen, inclusief hijzelf. In brief 132 wordt het bijna melig, wanneer Aletta, een vriendin van Sara, het terloops vermeldt, als een soort geheugensteuntje voor de lezers die het écht gemist hebben: ‘den oudsten Heer Edeling, (die op myne Vriendin verlieft is, en die haar ook uit alle mannen verdient.)’
Ook Saartje zelf lijkt een huwelijk onvermijdelijk te vinden, al houdt ze aanvankelijk de boot nog wat af. Ze laat zich eerst het hof maken door de heer R. Het feit dat zijn naam niet voluit wordt genoemd is natuurlijk al een veeg teken en de schrijfsters laten diverse brievenschrijvers twijfelen aan de bedoelingen van deze jongeman. Wolff en Deken nemen ook wat brieven op van R. aan het verder totaal irrelevante personage G. De enige functie van deze brieven is datgene aan te kondigen wat iedere lezer al van mijlen afstand aan ziet komen: hij heeft snode plannen. Dat hij Sara probeert te verkrachten komt dan ook niet als een verrassing. Ze weet echter te ontsnappen en daarbij haar maagdelijkheid te bewaren. Ze heeft wel het gevoel dat ze dit aan Hendrik moet opbiechten, want eerlijk duurt het langst enzo. Hendrik is edelmoedig (ja, heus) en vergeeft haar, al voelt hij er weinig voor om aangifte tegen R. te doen, want de mensen zouden er iets van kunnen denken. ‘Blaming the victim’ zouden we het nu noemen, maar in de achttiende eeuw was dat kennelijk ‘Verlicht’. Ze trouwen. Of hij haar ook getrouwd zou hebben als ze daadwerkelijk door R. ontmaagd was, komt de lezer niet te weten.
Wat was hier eigenlijk zo Verlicht aan? Het pleidooi voor godsdienstvrijheid reikt in het boek niet veel verder dan tolerantie ten opzichte van andere protestantse gezindten. Over katholieken zijn de meeste personages niet te spreken. En het enige personage dat er écht radicale ideeën op nahoudt, komt er bij Wolff en Deken al helemaal bekaaid vanaf.
Cornelia Hartog, een huisgenootje van Sara, is wijsgerig aangelegd: ze leest veel, vooral buitenlandse literatuur, heeft een zware stem en is lang en mager (ze heeft een mannelijk uiterlijk, zo vertelt Sara, en ze is ook ervaren in ‘onvrouwlyke kundigheden’). Ze voldoet, met andere woorden, niet aan het stereotiepe vrouwbeeld uit die dagen. Haar filosofische opvattingen, die ze vooral lijkt te ontlenen aan Julien Offray de La Mettrie, zijn behoorlijk vooruitstrevend. Zo is ze van mening dat niet-religieuze mensen even deugdzaam kunnen zijn als gelovigen. Die denkbeelden steken nogal af bij het deugdzame protestantisme van de meeste personages. Een discussie met Hendrik Edeling wordt door die laatste dan ook plompverloren beëindigd: 'Ons discours is uit, Mejuffrouw. Ik ontdek, dat wy geen vast punt hebben, waar in wy 't eens zyn. Die der Voorzienigheid geen geloof geven, die geene zedelyke en redelyke betrekkingen van het Schepzel omtrent den Schepper toestaan, hebben zeker geen ander steunzel voor de deugd, dan de deugd zelve.’ Pijnlijk, want Cornelia is heimelijk verliefd op hem.
Maar goed, Edeling ziet niet veel in deze al te geleerde vrouw. Hij heeft zijn zinnen immers gezet op Sara. Die is tien jaar jonger dan Cornelia, leest af en toe weliswaar een boek, maar heeft daarnaast ook nog een goed figuurtje en komt zo nu en dan onder de mensen. Ach, je kunt het hem ook niet kwalijk nemen. Het oog wil nou eenmaal ook wat en hij was vanaf het voorwoord al voorbestemd om met Sara te trouwen.
Maar waar Betje Wolff en Aagje Deken voor de meeste van hun personages mild zijn, ook als ze soms wat losbandig zijn of juist te streng, kan de betweterige Cornelia op geen greintje sympathie rekenen. Ze laten haar een lasterlijk briefje schrijven om Sara zwart te maken. En als ze dan ontmaskerd wordt, toont ze ook nog eens geen berouw. Het lijkt wel alsof de schrijfsters willen onderstrepen dat iemand die niet godsdienstig is inderdaad per definitie een slechterik is.
Ze krijgt bovendien nog een trap na van de schrijfsters. Aan het eind van het boek is Sara getrouwd en vreselijk gelukkig met haar Hendrik, en haar andere bewonderaars en haar vriendinnen hebben intussen ook allemaal een partner, alle kleine hobbeltjes zijn overwonnen en ook financieel is alles in kannen en kruiken. Overal worden er gezonde kinderen geboren en iedereen is lekker deugdzaam en is het ook heel erg met elkaar eens. Eind goed, al goed, zou je zeggen.
Toch krijgen we dan nog een volstrekt overbodige epiloog. Als een hartig toetje na een maaltijd die toch al te zwaar op de maag lag. Met Sara gaat het tien jaar later nog steeds goed, komen we te weten. En met de rest ook. Fijn, want we maakten ons al zorgen. Maar hoe is het afgelopen met de personages die wél interessant zijn? De personages die wél een afwijkende mening hebben en het níet eens zijn met de rest? Met Cornelia bijvoorbeeld?
‘Nu zouden wij nog wel een woordje van Juffrouw Hartog dienen te zeggen. Maar dewyl wy geen de minste correspondentie hebben met geleerde Vrouwen, die over de Zonnenstofjes en de genoegzame reden schryven, kan ik alleen zeggen, dat zy en hare Vriendin, de Freule van Kwastama, nog leven, en dat men haar beide zeer sterk verdenkt van een menigte Prullen tegen den Godsdienst, en het gezont menschen verstand te schryven; doch die zyn zo afgryzelyk geleert, dat zy weinig Lezers vinden, om dat er het vergif niet een weinig in gesuikert is.’
Het moge duidelijk zijn: mensen moeten niet te geleerd zijn en vrouwen al helemaal niet. En bovenal: er moet niet te veel gediscussieerd worden. We moeten het lekker met elkaar eens zijn, net als de andere personages in de roman.
En ineens verlang ik terug naar het nieuws van de dag. Naar nu.nl, naar de kranten, naar de liveblogs, maar misschien nog wel meer naar de kamerdebatten, naar de grafiekjes en de tabelletjes en de over elkaar heen buitelende virologen, epidemologen en andere specialisten. Wat een verademing om mensen te horen die het gewoon lekker níet zeker weten en het níet met elkaar eens zijn en het zelfs daar niet over eens zijn. Heerlijk.