Sarah Sluimers quarantainelogboek: In februari hadden we de beste vakantie van ons leven in Italië
We hadden de vakantie van ons leven, echt waar. We plukten citroenen, keken uit over het dal, aten pulpo, lieten onze kinderen de toren van Pisa zien en lazen Joan Didion.
Maar na een week, op 24 februari, vertrokken we, na opeens nijpende berichten in de kranten over Lombardije, ’s ochtends vroeg uit Toscane, via de kuststrook door Genua, naar Frankrijk. We lieten het huis vol verdwaalde sokken achter en namen per ongeluk twee koffietafelboeken over Lucca mee.
De eigenaresse van het huis kwam de sleutels halen. Ze had hennarood haar, een paarse mond en torende boven me uit, terwijl ik met de kinderen op het stoepje bij de buitendeur zat te wachten tot de laatste dingen in de auto zaten. ‘You still breastfeed?’ vroeg ze me en knikte naar de baby op mijn schoot. Ik schudde mijn hoofd. Ze trok misprijzend haar mondhoeken omlaag.
‘Where you live it’s even worse because of all the people from Asia,’ zei ze en sloeg haar armen over elkaar. Ik kneep de baby zachtjes in zijn oorlelletje. Ze boog zich nu naar ons toe. In de lijnen op haar gezicht hoopte oranje poeder samen. Ze monsterde mij, daarna de baby. ‘Blue eyes,’ zei ze en tikte goedkeurend op zijn kinnetje met een puntige nagel. Ze rees weer overeind.
‘Okay, when you go back you go pee pee in the woods,’ zei ze. ‘Do not pee pee at the gas station, but in the grass. Also the poo poo: in the nature. And stay away from the foreigners.’
Toen we het pad afreden stond ze daar, recht als een zuil. Haar pashmina wapperde in de wind. Ze had een glimlach op haar gezicht.
EEN GOEDKOOP HELDENPAK
Onderweg haalden we in de supermarkt bananen, brood en een goedkoop heldenpak om ons oudste kind te troosten. De mensen om ons heen sloegen stil en haastig in. Bij de grens stonden rijen mannen met mondkapjes op. Ze haalden zomaar auto’s uit de rij. ‘Dit gaan we nooit vergeten,’ zei ik, maar ik dacht toen dat ik het eigenlijk wel weer zou gaan vergeten, omdat erg veel dingen met een sisser aflopen in het leven.
In Frankrijk draafde ons oudste kind op een dorpsplein in zijn nieuwe kostuum achter andere kinderen aan. We lachten om hem. We waren ontsnapt. We hadden het achter ons gelaten.
Toen we na nog een week dwalen in steeds koudere stadjes thuiskwamen, werd ik ziek. Ik lag zeven dagen in bed. In mijn koortsdromen zag ik steeds de hellende toren, de flapperende rode supermancape, een octopus.
Ik werd weer beter. In Nederland barstte los wat we in Italië drie weken eerder zagen.
Sindsdien heb ik niet veel tijd gehad om terug te denken aan de beste vakantie van ons leven. Wel denk ik veel aan de huisbazin. Ze drinkt vast verse citroenlimonade in haar tuin. Ik hoop dat ze het goed maakt.
De trut.