Suriname
Eigenlijk had ik u vanuit Paramaribo moeten schrijven. Vandaag zou ik een taxi landinwaarts nemen en daarna in een bootje stappen en de jungle in varen, om een paar dagen bij de oorspronkelijke bewoners te verblijven. Dit alles met het doel te onderzoeken hoe Surinamers de toekomst van hun land zien, met de verkiezingen in aantocht. Waar ik me het meest op verheugde was de ontmoeting met een van de militairen die in 1980 de coup pleegde met Desi Bouterse, het interview met een parttime dominee die daarnaast een reisbureau runt, en natuurlijk het gezelschap van mevrouw Wolf, die deze reis initieerde.
Ik zou er reportages over gaan schrijven. Nu is mijn agenda leeg. Dit bracht een ongekende journalistieke prikkel teweeg. Die drang viel te vergelijken met de puber die zelfbevrediging ontdekt. Mevrouw Wolf snapte dit heel goed en zei: ‘Richt je nu op actuele zaken. We gaan in november naar Suriname.’ Misschien was het meer hoop dan wijsheid en moest het reizen nog veel langer uitgesteld worden. Ik zou het betreuren en de gretigheid waarmee de een de ander zei: blijf thuis, blijf veilig, was wel begrijpelijk maar verbaasde me ook.
Ik probeerde te gaan kijken in een ziekenhuis om die journalistieke prikkel en wie weet wat nog meer te bevredigen. Het koste tijd en het lukte slechts deels, maar de komende tijd zwerf ik er rond. Dit deed ik al een eerder met fotograaf Peter van Tuijl, om het proces van geboorte tot sterven te aanschouwen. Het was een van de mooiste tijden van mijn leven. Leven lijkt me flaneren tussen pech en geluk. Nergens zo goed flaneren als in een ziekenhuis. Kortom: als er al een roeping was, heb ik die waarschijnlijk gemist.
Ter afleiding van het thuiszitten maak ik dagelijks een wandeling door de haven van Arnhem. Vorige week lagen er nog tientallen cruiseschepen voor anker. Matrozen waren bezig met achterstallig onderhoud. Er werd in vele talen gesproken: Zwiters-Duits, Duits en Engels door Spanjaarden en wat Roemenen. Op een schip uit Basel werd er al aan het eind van de ochtend flink gefrituurd en bier gedronken. Een kapiteinspak, met speelgoed papegaai op de schouder, hing op een kleine boot te luchten. In de suites was plastic over de matrassen getrokken. Op de dag van de lockdown moet er door de kapiteins gezegd zijn dat ze hun sterkste mannen aan boord wilden houden. Misschien niet met die woorden, maar altruïsme is ondernemers in nood vermoedelijk niet vreemd.
Gister was het aantal schepen al aanzienlijk minder. Wie had mogen uitvaren prees zichzelf gelukkig. De stakkers bleven achter en speelden nu kaart op het dek in de zon. De schepen waren nog nooit zo schoon geweest, al het werk was gedaan. Op zo’n schip stappen en weggaan naar een onbekende bestemming, leek een toekomst droom geworden. Ik vrees de dag dat de haven totaal verlaten is.