Verzet
In 1992 schreef mijn oudoom een boek over zijn leven. Het werd in eigen beheer uitgegeven. Met tegenzin was hij boer geworden, liever was hij dichter en toneelspeler geweest. Met nog meer weerzin werd hij soldaat.
Eén keer heb ik hem mogen ontmoeten. Ik was met mijn grootmoeder op bezoek in haar ouderlijk huis. Haar broer, mijn oudoom, was licht dementerend, zat naast een houtkachel te glimlachen en vroeg meermaals om een borreltje, al was het nog ochtend. Zijn vrouw probeerde hem aan het praten te krijgen maar hij zei niet veel. Gelaten leek hij zich naar het einde toe te laten glijden.
Ze waren na de oorlog getrouwd. Over de huwelijksnacht schreef hij in zijn boek: ‘Mijn vrouw was toch wel erg geschrokken toen de vensters losklapten en daar drie mannen stonden te staren in onze eerste fase van het huwelijk.’ Hij stapte uit bed en ging met de mannen naar het café. Toch was het een gelukkig huwelijk geworden, nam ik die ene middag waar.
Over de tijd na de oorlog schreef hij dat het leven zich snel hervatte in Zieuwent: ‘Alle dagen waren hetzelfde. De oorlog behoorde weer tot het verleden en het was haast weer hetzelfde vrijgevochten leven van vóór de oorlog.’ Ik verbaasde me over het woord ‘vrijgevochten’, maar dat was te snel en slordig gedacht: er is altijd iets waarvan de mensheid zich heeft willen bevrijden. Alles van waarde is weerloos, zei Lucebert. Daar zou je aan toe kunnen voegen: alles wat zich verzet wil vooruit. Zie daar het voortbestaan van de mensheid in een notendop.