Eigen Huis en Tuin, met Mick en Roel #15
Dit is de laatste brief. Lees hier het voorgaande deel.
Mick,
Dit is voorlopig mijn laatste brief aan je. ‘Voorlopig’, want als ik alle (zelfverklaarde) experts moet geloven staat ons nog een golfje van het een of ander te wachten ergens dit najaar. Maar daar ben ik klaar voor, mocht het zover komen. Ik heb nog steeds drie potten erwtjes & worteltjes in de kast staan, de basilicumplantjes zijn aan een bewonderenswaardige wederopstanding bezig en opeens heeft de aardbeienplant ook besloten vruchten af te werpen.
De laatste brief, want we kunnen nu eindelijk die wandeling door ’t Twiske maken zoals we weken geleden van plan waren, in wat voelt als een ander leven, of in ieder geval als een ander tijdperk. In a galaxy far, far away. Ik zal wat broodjes, witte puntjes, smeren met jonge kaas voor onderweg als jij voor wat te drinken zorgt. Ik kijk ernaar uit je weer te zien, al zal de aanblik van de uitgroei in je haar wel even schrikken zijn, denk ik.
Het is vandaag 1 juni 2020, de zon schijnt. Om 12 uur gaan de terrassen voor het eerst weer open. Ik zou daar tot sluitingstijd een bescheiden maandsalaris stuk kunnen gaan slaan aan speciaalbier, shots Flugel en kaasstengels. In plaats daarvan ga ik naar mijn ouders in Oost-Brabant (het gebied formerly known als ‘de brandhaard’ of ‘het epicentrum’ van het virus) om daar in de tuin te zitten met mijn voeten in een kinderzwembadje. Zij leven nog, wij leven nog, dat vieren we met een petitfourtje.
Afgelopen weekend heb ik voor het eerst mijn neefje vastgehouden, het eerste kind van mijn zus, die een dag voor de lockdown werd geboren en sindsdien in de veronderstelling is geweest dat andere mensen als een stel mime-spelers achter het glas aan de voorzijde van hun huis wonen of als 2D in een telefoon verstopt zitten. Het was in al zijn eenvoud iets magisch: een nieuw hompje leven op je schoot, blakend van gezondheid, vrolijk lachend. Het besef dat er ergens iets van een bloedlijn in hem doorstroomt waar ik ook onderdeel van uitmaak. Maar vooral het geluk van mijn zusje en haar vriend. Mijn zusje dat de hele nacht in bed had liggen tollen, omdat ze eindelijk van de borstvoeding af was en drie glazen wijn had gedronken. Classic.
Ook hebben we afgelopen weekend onze kat in moeten laten slapen na vijf weken blaasontsteking, operaties, medicijnen, incontinentie (poep en pis all over the place), acupunctuur en iemand aan de andere kant van het land die elke avond een foto van hem instraalde. Hij was nog geen jaar oud. We stonden met zijn vieren naast hem bij de dierenarts toen hij vertrok naar ‘de kattenhemel’, met een van zijn knuffelspeeltjes en een veer die mijn zoontje hem nog had gegeven. Het was hartverscheurend, mijn zoontje die huilde, schreeuwde van verdriet tot hij bijna moest overgeven. Mijn dochter, hevig snikkend, rode ogen in een nog roder gezicht.
Momenten waarvan je weet dat ze ‘erbij’ horen, bij het leven, en dat ze nog veelvuldig op je pad gaan komen, maar toch ook momenten waarop je het liefst onder een deken kruipt en voor je uit prevelt, als een mantra, dat het allemaal niet echt is. Momenten waarop je als ouder, door je eigen tranen heen, moet proberen troost te bieden aan je kinderen die ontroostbaar lijken te zijn. Het initiële verdriet neem je daarna weg door wat comfort food bij de Mac te gaan halen, maar ook de gebruikelijke buikpijn die daarop volgt kan niet verhullen dat ze toch een van de eerste krasjes op hun ziel hebben opgelopen.
Et voila, the circle of life, zou Elton John zingen. Laten we voortploeteren, vriend, en het boek gaan maken dat alle andere boeken overbodig maakt.
Je,
R