Zoeken
Pop en literatuur (97): Rammstein en J.W. Goethe
Iedere week bespreekt Cor de Jong de relatie tussen pop en literatuur. In deze aflevering bekijkt hij de poëzie van J.W. Goethe als inspiratiebron voor Till Lindeman, de tekstschrijver van Rammstein. 

Pop en literatuur (97): Rammstein en J.W. Goethe

Gepubliceerd op 8 juni, 2020 om 00:00, aangepast op 9 juni, 2020 om 00:00

 

De krautrockers van Rammstein zochten hun inspiratie een paar keer bij J.W. (von) Goethe (1749-1832). Zo luidt het eerste couplet van ‘Dalai Lama’ (2004):

Ein Flugzeug liegt im Abendwind
An Bord ist auch ein Mann mit Kind
Sie sitzen sicher sitzen warm
Und gehen so dem Schlaf ins Garn

Die regels lijken sterk op de eerste strofe van Goethes gedicht ‘Erlkönig’:

Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?
Es ist der Vater mit seinem Kind;
Er hat den Knaben wohl in dem Arm,
Er faßt ihn sicher, er hält ihn warm.

In het gedicht van Goethe rijdt de vader met zijn zieke zoon door de nacht. Het kind hoort onderweg steeds de roepstem van de elfenkoning die hem weg wil nemen. De vader stelt hem gerust. Als ze uiteindelijk hun bestemming bereiken is het kind dood. Het blijft aan de lezer om te bepalen of dit door toedoen van de elfenkoning is, of dat alles slechts een hallucinatie is geweest van het (mogelijk koortsachtige) kind. 

Rammstein verplaatst het verhaal naar het heden. De vader en het kind zitten in een vliegtuig dat in een storm terecht komt. Ook hier overleeft het kindje het niet, maar de doodsoorzaak is ditmaal wel eenduidig: het is de vader zelf die zijn zoontje dooddrukt aan zijn borst:

Der Vater hält das Kind jetzt fest
Hat es sehr an sich gepresst
Bemerkt nicht dessen Atemnot
Doch die Angst kennt kein Erbarmen
So der Vater mit den Armen
Drückt die Seele aus dem Kind

Was het gedicht van Goethe al luguber te noemen, deze songtekst is het in de overtreffende trap. 

Ook het nummer ‘Rosenrot’ uit 2005 is gebaseerd op een gedicht van Goethe, ‘Heidenröslein’. 
 

Rammstein – Rosenrot

 

Sah ein Mädchen ein Röslein stehen

Blühte dort in lichten Höhen

So sprach sie ihren Liebsten an

Ob er es ihr steigen kann

 

Sie will es und so ist es fein

So war es und so wird es immer sein

Sie will es und so ist es Brauch

Was sie will, bekommt sie auch

 

Tiefe Brunnen muss man graben

Wenn man klares Wasser will

Rosenrot, oh, Rosenrot

Tiefe Wasser sind nicht still

 

Der Jüngling steigt den Berg mit Qual

Die Aussicht ist ihm sehr egal

Hat das Röslein nur im Sinn

Bringt es seiner Liebsten hin

 

Sie will es und so ist es fein

So war es und so wird es immer sein

Sie will es und so ist es Brauch

Was sie will, bekommt sie auch

 

Tiefe Brunnen muss man graben

Wenn man klares Wasser will

Rosenrot, oh, Rosenrot

Tiefe Wasser sind nicht still

 

Tiefe Brunnen muss man graben

Wenn man klares Wasser will

Rosenrot, oh, Rosenrot

Tiefe Wasser sind nicht still

 

An seinen Stiefeln bricht ein Stein

Will nicht mehr am Felsen sein

Und ein Schrei tut jedem kund

Beide fallen in den Grund

 

Sie will es und so ist es fein

So war es und so wird es immer sein

Sie will es und so ist es Brauch

Was sie will, bekommt sie auch

 

Tiefe Brunnen muss man graben

Wenn man klares Wasser will

Rosenrot, oh, Rosenrot

Tiefe Wasser sind nicht still

 

Tiefe Brunnen muss man graben

Wenn man klares Wasser will

Rosenrot, oh, Rosenrot

Tiefe Wasser sind nicht still

J.W. von Goethe – Heidenröslein

 

Sah ein Knab’ ein Röslein stehn,

Röslein auf der Heiden,

War so jung und morgenschön,

Lief er schnell es nah zu sehn,

Sah’s mit vielen Freuden.

Röslein, Röslein, Röslein roth,

Röslein auf der Heiden.

 

Knabe sprach: ich breche dich,

Röslein auf der Heiden!

Röslein sprach: ich steche dich,

Daß du ewig denkst an mich,

Und ich will’s nicht leiden.

Röslein, Röslein, Röslein roth,

Röslein auf der Heiden.

 

Und der wilde Knabe brach

’s Röslein auf der Heiden;

Röslein wehrte sich und stach,

Half ihm doch kein Weh und Ach,

Mußt’ es eben leiden.

Röslein, Röslein, Röslein roth,

Röslein auf der Heiden.

 


Opnieuw geeft Till Lindeman, de tekstschrijver van Rammstein, zijn eigen draai aan Goethes tekst. In het gedicht van Goethe breekt een jongeman de steel van een roos. De roos dreigt hem te steken, zodat hij eeuwig aan haar zal denken. Dat weerhoudt hem er echter niet van om de steel te knakken.

Het gedicht lijkt een commentaar te zijn op een verbroken relatie, preciezer: de kortstondige relatie die Goethe had met Friederike Brion, in 1771. Goethe verbrak deze liefdesaffaire, tot groot verdriet van Brion, die duidelijk andere verwachtingen had. Het gedicht geeft het gevoel weer dat iemand zelf heeft bij het beëindigen van een liefde: het is wreed en pijnlijk tegelijk.

Maar Lindeman slaat een andere weg in. Bij hem is het, om te beginnen, een meisje dat een roos ziet staan. En zij plukt hem niet zelf, maar stuurt haar geliefde erop uit om hem voor haar te plukken, ook al groeit die roos op grote hoogte. Maar, zo klinkt het (herhaald in het refrein): het is nu eenmaal de gewoonte dat ze krijgt wat ze wil. Dat is altijd zo geweest.

Net als ‘Dalai Lama’ eindigt het nummer in een tragedie: de jongen stort samen met zijn roos in de diepte. Opnieuw schuwt Lindeman het niet om nog een schepje bovenop de (bij Goethe) toch al tamelijk dramatische gebeurtenissen te doen. Het slachtoffer is hier alleen niet het goedgelovige meisje, dat door haar (vermeende) verloofde in de steek wordt gelaten. Hier is het meisje juist de aanstichtster van het leed. Haar veeleisendheid stort haar geliefde – lettterlijk danwel figuurlijk – in het ongeluk.

Auteurs
Auteur: Cor de Jong

Cor de Jong (1978) is schr?ver, leraar Nederlands en studiebegeleider b? de jeugdopleiding van Sparta Rotterdam. H? publiceerde al meerdere korte verhalen. De aanname is z?n debuutroman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: