Wandelaar
‘s Avonds komt er met kordate stappen een man naar de tuin lopen. Ik schrik van zijn doelgerichtheid, meen een landloper uit een vervlogen tijd te zien: een hoed, een baard en een rugzak. Op het kerkhofje dat grens aan deze tuin, in Zundert, ligt het dood geboren broertje van Vincent van Gogh. Deze man zou een verdwaalde of vergrijsde nazaat van de schilder kunnen zijn, iemand die net als de schilder bepakt door het landschap loopt en uiteindelijk de gekte, eenzaamheid en dood tegemoet treed.
Hij vraagt of ik de nieuwe artist-in-residence ben.
Ik knik en hij zegt: ‘Ik hou wel van kunstenaars.’
Ooit is hij toevallig in Zundert verzeild geraakt, vertelt hij. In een café ontmoette hij zijn vriendin, samen sliepen ze die nacht in een jeugdherberg. ‘We móesten zelfs samen slapen, het was de flower-power tijd, weet je wel.’
‘Wonen jullie nog altijd samen?’
‘Na veertig jaar stelde ik voor om beiden in een ander huisje te gaan wonen, maar ik zie haar nog wekelijks.’ Hij valt geschrokken stil en zegt: ‘Wat vertel ik ineens veel over mezelf, zeg.’
‘Ja, dat gaat snel hier.’
Misschien had hij al dagen niemand meer gesproken. De eenzaamheid lijkt genadeloos aan hem te kleven.
‘Ik kom nog eens langs,’ mompelt hij.
‘Dan zal ik wat over mezelf vertellen,’ beloof ik.
Daar stemt hij mee in. Op de hoek van de straat neemt hij een slok water uit een plastic fles en loopt weg.
Een dag later ben ik aan het bellen als hij weer langskomt ‘s avonds. Ik steek mijn hand op en hij ook, maar als hij ziet dat ik aan het bellen ben laat hij zijn hand zakken en loopt door.
In de volgende dagen zie ik hem niet meer, tot ik een wandeling maak langs wat akkers op het heetst van de dag. In de berm tref ik een strohoed en wat kleren aan. Op een paar werklui in fluoriserende pakken in de verte na, is er geen mens te zien hier. De werkelijkheid lijkt ingehaald te worden door de fantasie. Een betere samenvatting van Van Goghs nalatenschap weet ik zo snel niet te bedenken.