Mascha Kaléko
In januari 1933 debuteert een jonge dichteres bij uitgeverij Rowohlt in Berlijn. Met haar rake portretten van het stadsleven en haar heldere toon vindt ze direct een groot publiek. Men bejubelt haar als ‘de vrouwelijke Kästner’ en een moment lijkt dit het begin van een veelbelovende carrière. Maar dit moment is precies het verkeerde. De dichteres heet Mascha Kaléko. En ze is joods.
Al voor ze debuteerde, hadden collega’s als Kurt Tucholsky en Joachim Ringelnatz het talent van deze knappe, energieke vrouw opgemerkt. Haar gedichten lagen niet alleen goed in het gehoor, ze wist erin melancholie aan lichtheid te verbinden en alledaagse ontberingen met humor te lijf te gaan. Een enkele keer werd haar oppervlakkigheid verweten, waarop ze met de haar kenmerkende ironie reageerde: ‘Weiß Gott, ich bin ganz unmodern. / Ich schäme mich zuschanden: / Zwar liest man meine Verse gern, / doch werden sie – verstanden!’
Waarschijnlijk zijn de jaren twintig en dertig de enige periode geweest waarin Mascha Kaléko zich ergens thuis voelde. Ze werd in 1907 geboren in een dorpje in het huidige Polen en vluchtte tijdens de Eerste Wereldoorlog met haar familie naar Duitsland. Op school was ze het Emigrantenkind, ze mocht van haar vader vervolgens niet naar de universiteit, maar via haar werk veroverde ze een plaats in de Berlijnse kunstenaarswereld.
Op haar debuut Das lyrische Stenogrammheft volgde in 1934 de bundel Das kleine Lesebuch für Große. Pas in 1935 drong het tot de nazi’s door dat Kaléko joods was en werd haar werk verboden. Ondanks de omstandigheden kostte het haar nog drie jaar om zich los te maken van Berlijn en op het laatste nippertje, in 1938, vluchtte ze met haar man en zoontje naar New York. Nu was Mascha Kaléko definitief ‘So heimatlos wie Sand’, zoals ze later dichtte, en produceerde ze reclameteksten voor beha’s en cosmetica om in haar levensonderhoud te voorzien.
Het is 1956 als ze voor het eerst teruggaat naar Duitsland. Haar beide bundels worden opnieuw uitgegeven én opnieuw met succes. De toekenning van de Fontane-Preis vormt het hoogtepunt van deze opleving, maar als Kaléko hoort dat er een oud-SS’er in de jury zit, weigert ze de onderscheiding. Het is droevig dat uitgerekend deze dappere afwijzing haar de herwonnen belangstelling kost; als de Duitse prijzen haar niet bevallen, dan krijgt ‘de emigrante’ ze ook niet meer.
Terwijl ze wederom in de vergetelheid raakt, slaat ook in haar privéleven het noodlot nog eens toe. Ze verhuist naar Jerusalem, maar kan daar niet aarden. In 1968 sterft haar 31-jarige zoon aan kanker, vijf jaar later verliest ze ook haar man. Toch blijven tijdgenoten haar bezieling en levenskracht roemen. Mascha Kaléko overlijdt in 1975. Kort daarvoor heeft ze een laatste lezing gegeven in haar geliefde Berlijn. Ze speelde juist met de gedachte er een appartementje te zoeken.
‘Man musste sie oft entdecken, weil sie immer wieder in Vergessenheit geriet’, schreef literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki in 2007 in de Frankfurter Allgemeine Zeitung ter ere van Kalékos 100e geboortedag. Dit lijkt nog steeds op te gaan. Onlangs was het de Liedermacherin Dota Kehr (1979) die de dichteres ontdekte, toen ze na een optreden een bundel van een toeschouwer in haar handen gedrukt kreeg en direct muziek in de gedichten hoorde.
‘Ik had nog nooit van Mascha Kaléko gehoord,’ vertelt Dota Kehr aan de telefoon. ‘En toen ik haar gedichten las, dacht ik aldoor: hoe is het mogelijk dat ik haar niet kende? Haar teksten zijn zo treffend en tijdloos. Ze is nietsontziend in haar analyse, bijvoorbeeld op het gebied van de liefde. En haar heldere stijl doet niets af aan de diepgang van haar werk.’
Dota Kehrs eigen teksten zijn meermaals onderscheiden, maar de woorden van Kaléko bleken eveneens moeiteloos over haar lippen te rollen. ‘Ik voel me met haar verwant, haar taal en toon voelden heel natuurlijk aan.’
En dat hoor je. Kehr koos twaalf gedichten en componeerde daar jazzy melodieën bij, afgewisseld met duisterdissonant slagwerk. Het album Kaléko verscheen afgelopen april en is een prachtige hommage van de ene eigenzinnige, Berlijnse kunstenares aan de andere.
‘Zwischen Vergehen und Wiederbeginnen,’ zo luidt het openingsnummer, ‘liegt das Unmögliche. Und es geschieht.’
Albumcover Kaléko © Kleingeldprinzessin Records 2020