Ochtenddromen
In Gent sprak ik met een Minister van Staat op een zonnig dakterras. Het was iemand die niet geplaagd wordt door cynisme maar gezegend is met zelfspot. Een verademing bij een ex-politicus. We rookten, spraken over armoede, mensen die je niet aankijken, het koningshuis en hij vertelde over Hannah Arendt. Het was een hartelijke en leerzame ontmoeting.
De volgende ochtend vroeg de dame in het hotel, zoals elke ochtend, hoe ik geslapen had. Zij had amper geslapen in de nacht voor mijn vertrek en zei: ‘Ik werd gewekt door een zeeman die kwam inchecken, maar goed, mijn klanten zijn alles.’ Dat was mij ook al duidelijk. Ik vertrok met tegenzin en bij de tramhalte weigerde het kaartjesapparaat en bleek ik bij de verkeerde halte te staan. Het is goed dat ik niet al te bijgelovig ben, anders had ik naar deze tekens geluisterd.
Een ambtenaar van de tram met alle tijd van de wereld hielp me op weg. Hij stond erop me terug te betalen. Ik liet al mijn persoonlijke gegevens bij hem achter. Toen ik tien minuten later bij de juiste halte stond te wachten klonk het achter me: ‘Gaat het lukken, Jonah?’ Ik zag geen reden om Gent ooit nog te verlaten. Ook op het treinstation in Montreal heb ik eens overwogen om daar opnieuw te beginnen. Het kwam er niet van. Mijn geliefde dacht er anders over.
Ik nam een trein richting Zundert en moest overstappen in Antwerpen. Het gevreesde gebied was een oase van rust, al was het in Zundert nog veel rustiger. Heel juni woonde ik er, maar daar wilde ik niet te lang blijven.
Een dag nadat Vrij Nederland vroeg of ik armoede wilde onderzoeken, ontmoette ik in Zundert Joke, een vrouw die sinds jaar en dag op straat leeft. Alsof het zo moest zijn. We werden vrienden en bleven in elkaars kielzog zwerven. Aangekomen in Zundert zei de directeur van het Van GoghHuis dat Joke de afgelopen maand elke dag had gevraagd wanneer ik terugkwam. Sommige nachten sliep ze zelfs in de portiek van het museum. ‘Volgens mij is ze verliefd op je. Bijzonder, want de meeste mensen vinden dat ze nogal stinkt.’
Het duurde niet lang voor we elkaar weer vonden. Ze vertelde dat het tegenwoordig naar lijken ruikt in de Albert Heijn en dat haar vader een duivelskunstenaar was: ‘daar waar Rembrandt staat, zou me het niet verbazen als hij daar iets mee te maken heeft.’ Ook vroeg ze lachend: ‘Hoe staat het met je armoede-onderzoek? Vrij Nederland is een elitekrant, toch?’
Ik vertelde haar over de Minister en ze zei: ‘O. Dat is een fatsoenlijk mens.’
Bij het weggaan gaf ze me een verfrommeld pakketje cadeau. Er zaten twee enveloppen met verjaardagskaarten in. Op de eerste stond: ‘Ik wens je vele mooie ochtenddromen’, en op de tweede: ‘Ik wens je vele ruime vergezichten’.
Het was tijd om bijgelovig te worden. In de winter zal ik terugkeren naar Zundert maar Joke kon niet beloven dat ze er dan nog is.