Voorpublicatie 'Familieopstelling'
3.
Uitsmijters en meloenen
‘Eén of twee eieren?’
‘Eentje.’
‘Ham en kaas?’
‘Lekker.’
‘Meebakken?’
‘Graag.’
Ik had gehoopt dat ze meteen weg zou gaan, maar ze nam op haar dooie akkertje een douche en waste haar haren. Nee, ik had geen föhn in huis. Nu staat ze voor het raam naar buiten te kijken, in een t-shirt van mij. Het past nauwelijks. Verder heeft ze alleen een string aan. Op de zijkant van haar bil is een roos getatoeëerd. Op haar kuiten staan teksten. Iets religieus.
‘Je staat wel een beetje in de kijker zo, hè…’
‘Ben ik gewend. Zolang ze ze er maar niet vanaf kijken.’
Ik snij de uitsmijter doormidden en leg de stukken op twee borden.
‘Hoe vind je ze trouwens?’
‘Wie?’
‘M’n nieuwe tieten. Of was het je nog niet opgevallen?’ Ze duwt haar borsten vooruit en schudt ze heen en weer.
‘Ze waren me niet ontgaan. In Soho al niet.’
‘Hou je van groot?’
Mijn hersenen maken gedachtesprongen die ik liever niet met iemand deel. In een flits denk ik aan wat de verzorgsters van mijn moeder me hebben geleerd: het is niet nodig om mensen die vragen wanneer hun partner op bezoek komt, te vertellen dat dat ook vandaag waarschijnlijk niet het geval zal zijn omdat diezelfde partner al jaren onder de grond ligt. Eerlijkheid is een overschatte deugd.
‘Ja, ze zijn mooi geworden,’ zeg ik.
Ze is inmiddels gaan zitten en eet haar uitsmijter met grote smaak op. Zelf moet ik bij iedere hap moeite doen. Ik kijk stiekem op mijn horloge. Tien over negen. Had ze niet gezegd dat ze vanochtend vroeg op moest? Moet ze niet werken? Wat deed ze ook alweer? Ik tel de minuten af tot ik weer naar bed kan. Ook na de laatste sessie heb ik geen oog dichtgedaan. Je kan van alles zeggen van onze scootervriend, maar hij levert echt A-kwaliteit.
‘Tering Jantje,’ zegt ze. ‘Wat een grote. Komen die vaak voorbij?’
Ik kijk naar buiten. Achter haar gaat de ophaalbrug omhoog. Een vrachtschip ligt stil in de Amstel. De Zeemeeuw.
‘Elke dag.’ Ik kijk naar de fietsers die voor de slagboom staan te wachten. Eentje maakt een foto van het vrachtschip. Een ander wijst naar mijn woonark en zegt wat tegen de fi etser naast hem. De meeste mensen die dagelijks over de brug fietsen weten dat de schrijver Stijn van Diepen hier woont. Ze kunnen me vanaf de brug achter mijn laptop zien zitten, als ik thuis aan het werk ben. Nu zien ze een vrouw met cup p of q in een strak t-shirt. Ik hoop dat ze blijft zitten, zodat haar billen niet vanaf de Nieuwe Amstelbrug en de Zeemeeuw te zien zijn.
‘Wil je nog koffi e voor je gaat?’
‘Lekker. Cappuccino, als het niet te veel moeite is.’
‘Hoe laat moest jij ook alweer weg?’ vraag ik.
‘Hoe laat is het?’
‘Halftien.’
‘Ik heb mijn eerste afspraak net afgezegd. Ik hoef pas halfelf we–’
Ik schrik van de deurbel. Had ik vanochtend een afspraak staan?
‘Het zal DHL wel zijn met een pakketje,’ zeg ik. ‘Maar wil je mij een plezier doen en voor alle zekerheid even in mijn slaapkamer schuilen?’
‘Schaam je je voor me?’ lacht ze. Ze steekt haar kapitale boezem vooruit en tuit haar lippen. Ook die hebben een aardige investering ondergaan.
‘Nee hoor,’ antwoord ik. ‘Maar toch. Mensen praten graag.’
‘Het is al goed, Stijntje,’ zegt ze en ze loopt voor me uit de slaapkamer in. Haar billen bewegen vrolijk mee, onder mijn t-shirt. Mijn pik reageert meteen. Van hem mag ze nog even blijven. Nou ja, misschien zo meteen, nu ze er toch is. En dan daarna écht slapen.
De bel gaat weer, langer nu. Tegelijkertijd wordt er op de deur gebonsd. Voorzichtig kijk ik door de luxaflex.
Frenk.
Er komt een app binnen. ‘Opendoen.’
Ik gooi een plens water in mijn gezicht en loop naar de voordeur.
‘Zo te zien zit je geen voetbal te kijken,’ bromt Frenk, terwijl hij naar mijn pyjamabroek kijkt, waarin zich een halve erectie aftekent. Hij gooit me een squashracket toe. ‘Je krijgt vijf minuten om je aan te kleden. Maak er tien van. Even douchen kan geen kwaad.’
Net voor ik de badkamer in wil lopen, komt ze aangekleed mijn slaapkamer uit. Ik zie Frenks blik automatisch afdalen naar haar borstpartij. Net als ik haar wil voorstellen, twijfel ik ineens. Was het nou Josine of Jasmine? In mijn contactlijst heb ik haar opgeslagen met een emoji van twee meloenen.
‘Hoi,’ zegt ze opgewekt. ‘Ik ben Sabine.’
‘Frenk,’ bromt Frenk.
‘Dan ga ik maar weer eens,’ zegt mijn logee. ‘Kunnen de mannetjes samen gezellig gaan sporten.’
Ik krijg een kus, Frenk een hand. Huppelend loopt ze over de vlonder richting de straat. Ze zwaait nog even over haar schouder.
Frenk kijkt naar zijn hand alsof hij daarmee net een hondendrol heeft opgepakt.
Het duurt even voor hij de stilte in de auto doorbreekt.
‘Heb je eigenlijk wel geslapen?’
Ik zweet. ‘Een beetje.’
‘Coke?’
‘Een beetje.’
‘En dat type had je er meteen maar bij besteld?’
Ik zwijg.
In het Frans Otten Stadion veegt hij de baan met me aan. 9-0, 9-3, 9-1, 9-0. Na twintig minuten zeg ik dat ik niet meer kan.
‘Jammer dan. We hebben de baan voor drie kwartier.’
We spelen nog vijf games, in de laatste maak ik vijf punten omdat hij een snufj e mededogen in zijn service gooit.
‘Als ik je de komende weken nog één keer met dat spul betrap, hoek ik je neer,’ zegt hij als hij me thuis afzet. Voordat ik kan antwoorden scheurt hij weg.
Ik kleed me uit en duik meteen in bed. Ik probeer te slapen, maar de A-kwaliteit blijft zijn werk doen.
Net als ik dreig in te dutten, gaat de telefoon.
‘Ik heb oe al ’n paor keer geappt. Bende al onderweg?’ zegt Chantal.
‘Onderweg? Waarheen?’
‘Kuala Lumpur, nou goed? Naor Tilburg natuurlik.’
‘Tilburg?’
‘Ja. We hebbe om halftwee een afspraok bij de simulatiecontainer bij Padua, witte nog?’
Ik kijk op mijn telefoon. Het is twaalf uur.
‘Ik kom eraan,’ zeg ik gapend.
‘Wè klinkte slaoperig. Hadde ôok nachtdienst?’
‘Nee hoor. Was even moe, moest geeuwen. Ik heb vanochtend vroeg al fanatiek gesquasht met Frenk. Ik wilde net de deur uit gaan. Ben er over een uurtje.’
‘En daarna zoude gij nog efkes naar ons mam gaon, hè? Ik kan nie, want ik heb een dubbele dienst op ’t ziekenhuis.’
Godverkut.
‘Geen probleem.’
‘Witte zeker dè ’t goed meej oe gao?’
‘Het gaat uitstekend met me.’
Meer over Familieopstelling lees je hier.