Herhaling
Met mijn geliefde verblijf ik de komende weken in klooster De Keizersberg in Leuven. Zij zocht een plek om grote schilderijen te maken en de aardse beslommeringen even achterwegen te laten. Hier zijn is geen toeval. Mijn vriend, monnik en professor Thomas Quartier, is pas naar hier verhuisd. Bovendien bestaat toeval niet in de monastieke wereld. Toeval noemen ze hier God.
Daar waar in de lange gangen van dit klooster gelopen wordt, ligt geen stof. Het gebouw is zo groot dat op sommige plekken misschien al jaren geen mensen meer zijn geweest. Van rust is echter weinig sprake. In de stiltes lijkt je innerlijke onrust juist harder te gieren. De kerk bezoek ik weinig, maar in de binnentuin werk ik zoveel mogelijk om het leven, ofwel de onrust, te bezweren.
Tijdens de maaltijden in stilte kijk ik het liefst naar de oudste broeder: Maurice. Leven is vaak niets anders dan de kunst afkijken. Maurice is een kleine, bedeesde man. Hij woont hier al vijftig jaar en rookt sinds zijn dertiende pijp. ‘Op mijn vijfde liet mijn grootmoeder me al eens proeven van een pijp. “Trekken,” zei ze. “Harder trekken, jongen.” Zo ging het. Ik ben erg gelukkig met die pijp.’ Net als met God is hij met dit gebouw en de pijp vergroeid.
In de lange gangen zet hij kleine stapjes, maar hij is kwieker dan gedacht. Mijn geliefde en ik troffen hem gister op de trap naar de kelder. Hij hield de atoomklok scherp in de gaten en zei: ‘Vroeger ging het op de gok, nu hoef je geen fouten meer te maken.’ Hij sprong op en begon wild te trekken aan de touwen en bracht één ton staal in beweging. Hoog in een toren begonnen er bellen te luiden. Wild bewogen zijn armen, alsof ze niet bij zijn lichaam hoorden. Even was ik bang dat hij omhoog gesleurd zou worden door de touwen en voor eeuwig zou verdwijnen in de schacht.
De eerste keer dat ik in een klooster verbleef dacht ik dat een ‘godservaring’ je kan overkomen – zoals in hondenpoep stappen of een buitenechtelijke verliefdheid: het overvalt je. Hoe vaker ik op dergelijke plekken kom, hoe kleiner dat geloof wordt. De monniken worden steeds menselijker en van aardse zaken kun je je niet onttrekken. Dag in dag uit, jaar in jaar uit, staan ze stil bij de kruisiging van Christus. De eucharistieviering is het bedankje voor zijn lijden. Het leven speelt zich hier misschien tussen de kerkdiensten af, maar elke dag herinneren ze je aan ‘het uur van onze dood’. In de herhaling zoeken ze betekenis. Zoals geliefden de liefde bedrijven.