Interviews
Deze zomer verbleef ik als artist in residence een maand op de geboortegrond van Vincent van Gogh in Zundert. Ik schilderde en hield er een dagboek* bij dat vandaag in boekvorm verschijnt. Het hoogtepunt van het verblijf waren de ontmoetingen met Joke, een dakloze, die me heilig verklaarde en zoende. Geluk laat zich doorgaans achteraf zien, maar op die momenten herkende ik het al.
De afgelopen week waren er een paar interviews rondom het boek. Met de uitgever van dit dagboek, Hans de Beukelaer, reed ik op een middag in een oude Saab die naar benzine rook naar Breda. We moesten bij de museumdirecteur van het Van GoghHuis wat dozen met boeken afleveren. De auto zat en reed geweldig. Het was prachtig helder weer. Breda wat te dichtbij.
Als een Engelse lord in een zijden badjas opende de directeur zijn voordeur en gaf ons een rondleiding in zijn gigantische huis. ‘Dit was de eerste discotheek van Breda,’ zei hij. Midden in het huis was een feestzaal. ‘Zodra het weer kan gaat mijn vrouw hier knuffel-evenementen organiseren. Haar werk bestaat uit aanraking.’ Zelf draaide hij weleens harde muziek en dan rende hij rondjes door de zaal. Ik zag de uitgever meewarig naar hem kijken.
We liepen verder. De directeur wees naar rechts en zei: ‘Daarachter zit mijn vrouw,’ alsof hij het over een opslaghok of de cv-ketel had. Er klonk wat vage muziek uit haar vertrek, je rook wierrook en door een spleet meende ik iets te zien zitten. De vrouw liet zich echter niet zien. Ze had misschien geen behoefte aan gasten. Het verborgene intrigeert. Ik ging naar het toilet om nog een glimp van haar op te kunnen vangen, maar tevergeefs. Het werd tijd om te gaan.
Die avond was er een interview op het treinstation in Breda. Er moet geïmproviseerd worden deze dagen. Overdag had de interviewer geen tijd, want hij had vier kinderen. Ik had hem aan de telefoon en hij zei: ‘Wat je nu hoort zijn er pas twee.’ Het klonk alsof ze elkaar afmaakten.
De man van de lokale krant stelde vragen waar je je niet op voor kon bereiden. Hij vroeg of ik goed geslapen had in Zundert en of ik zelf kookte tijdens het verblijf. Ik probeerde naar waarheid te antwoorden.
Ik vertelde hem over Joke, de zwerfster. Hij vroeg of ze wartaal sprak. Ik knikte en de interviewer begon aan zijn eigen verhaal, zoals iedere interviewer zelf ook altijd iets wil vertellen.
Hij had weleens ‘een verwarde vrouw’ getroffen die onafgebroken sprak. Mensen zeiden: ‘Je kunt gewoon weglopen, dat heeft ze niet door hoor, ze praat de hele dag.’ Dat deed hij en inderdaad er veranderde niks. De mens werd overbodig in haar bijzijn. Ze interviewde zichzelf zoals hij dat ook deed. Eenzaamheid, geluk en gekte kregen er een nieuwe betekenis in deze tochtige stationshal. Alle mensen hadden haast. Sommigen leken voor zichzelf op de vlucht.
* Het dagboek is te bestellen via info@fagus-uitgeverij.nl.