Blootleggen #8: Niks te verbergen
Elk jaar nodigt mijn goede vriendin Saar me uit om deel te nemen aan een eigenaardig ritueel: de Koolvaart, door fanatieke beoefenaars ook wel liefkozend ‘de tochtigste der tochten’ genoemd. Het idee van de Koolvaart is dat op het guurste moment van de winter, meestal eind februari, met een grote groep vrienden en bekenden een afmattende voettocht wordt ondernomen door het Groningse of Friese platteland vlak achter de dijken. Het parcours loopt dwars door sloten en zompige boerenvelden, door stukruilverkaveld gebied en over naargeestige industrieterreinen. Hoe troostelozer, hoe beter. Eigenlijk is het ook de bedoeling dat het tijdens de Koolvaart vriest, regent, hagelt en sneeuwt tegelijk, al valt dat de afgelopen jaren vanwege het veranderende klimaat steeds vaker tegen.
De bestemming is een plaatselijk restaurant, liefst een buurtcentrum of feestzaal met bruin behang en perzische tapijten op tafel, waar de gezamenlijke inspanning wordt beloond met een bord boerenkool, al dan niet met worst. Omdat veel deelnemers zich tijdens de tocht warm houden met sterke drank uit veldflessen, storten sommigen al tijdens het avondmaal in. Onder diegenen die het nog bij elkaar kunnen houden ontstaat een uitgelaten sfeer die het midden houdt tussen uitputting, opluchting en een runner’s high. Met dit verbroederende ritueel wordt jaarlijks het symbolische startschot voor de lente gelost. Van dan af aan kan kan alles alleen nog maar bergerop gaan.
Tot twee jaar geleden had ik altijd vriendelijk bedankt voor de uitdaging, maar in 2019 pakte ik de handschoen dan toch eindelijk op. De Koolvaart van dat jaar, tevens het 15-jarig jubileum van het evenement, begon in Uithuizen en voerde via de Eemshaven naar (zo stond het op de website) ‘het meest noorderlijkste hotel van Nederland’ in Roodschool. Na uren over landweggetjes te hebben gelopen bereikten we over de zeedijk en een metalen overbrug het industrieterrein. Het eerste wat we zagen, was het grootste windpark ter wereld, dat aan onze linkerzijde uit de mist opdoemde. Minder in het oog springend, maar evengoed reusachtig, was het Google datacentrum aan onze rechterhand; niet het grootste ter wereld, maar wel een van de grootste van Europa. Het was hier gevestigd, vertelde een van de expeditieleiders opgewonden, omdat ergens in de buurt een belangrijke trans-Atlantische glasvezelkabel binnenkwam. De windmolen- en zonneparken van de Eemshaven leverden de energie die nodig was om het datacentrum draaiende te houden.
Hoe dichterbij we kwamen, hoe idiosyncratischer het gebouw ons voorkwam. Daar lagen ze dan, de zwaar beveiligde hersenen van het internet. In een nondescripte, grijs-wit geblokte doos. ‘Kijk’, zei één van ons en wees op een bordje, waarop te lezen stond dat je je niet binnen een straal van zo- en zoveel meter van het gebouw mocht begeven en dat het verboden was om hier te graven. ‘Ja, stel je voor dat we hier zouden gaan graven’, riep een ander van ons. ‘Dat kunnen ze natuurlijk niet hebben, dat al die poezenfilmpjes dan ineens op straat liggen.’ Ik moest hard lachen om dat grapje. Het deed me denken aan al die mensen die met de grootst mogelijke vanzelfsprekendheid zeggen: ‘O, maar van mij mogen ze alles weten, hoor. Ik heb niks te verbergen.’
In Geert Mak’s nieuwste In Europa-serie worden mensen in beeld gebracht die zich bezig houden met het verzamelen, vervalsen, vernietigen en reconstrueren van informatie. Ze hebben alle leeftijden, geslachten en nationaliteiten, en vaak zijn het doodgewone mensen. Waar de een geschiedenis schrijft en bepaalt wat wij ons herinneren, is de ander druk doende die geschiedenis weer uit te vlakken om ervoor te zorgen dat we hem vergeten. Beetje bij beetje roept Mak het verontrustende, maar ook enigszins komische beeld op van twee ijverige legers wiens voornaamste doel is om elkaars werk ongedaan te maken, dag na dag na dag na dag. Onze wens om te controleren wie het verhaal vertelt is van alle tijden; hij lijkt wel in ons DNA verankerd te zijn. Alsof de waarheid van de ander te confronterend is; alsof we alleen onze eigen lezing van de werkelijkheid verdragen.
Een van de meest markante figuren uit de serie is een voormalige Stasi-man die zijn talent voor het opsporen van goed verstopte informatie tegenwoordig inzet om verdoezelde oorlogsmisdaden aan het licht te brengen. In zijn huis vol reusachtige computerschermen, waarop beelden van surveillancecamera’s te zien zijn, vertelt hij over het moment vlak na de val van de Muur. Terwijl woedende betogers het hoofdkwartier van de Stasi bestormden, stonden hij en zijn collega’s achter vergrendelde deuren spionagedossiers in shredders te proppen, te verscheuren en verbranden. Een hopeloze onderneming, gezien de omvang van de archieven. Toch lukte het ze om genoeg schade aan te richten om ervoor te zorgen dat tot op de dag van vandaag een team archivarissen druk doende is om vuilniszakken vol versnipperd materiaal opnieuw in elkaar te plakken.
Het interieur van het Stasihoofdkantoor, met zijn eindeloze rijen archiefkasten vol papieren dossiers, zijn bureaus vol prehistorische telefoons, faxmachines, computers en printers en zijn kilometers lange snoerennetwerk dat zijn tentakels uitspreidde tot in de haarvaten van de samenleving, vertoont een opvallende, maar natuurlijk niet toevallige gelijkenis met dat van de Googlecentrale in de Eemshaven. In moderne datacentra werken aanzienlijk minder mensen, je vindt er minder papier en meer machines en de eindopdrachtgevers van de spionage die er bedreven wordt zijn eerder marktleiders dan politici.
Toch hebben de gebouwen eenzelfde klinische, efficiënte uitstraling, en kun je er als je erover nadenkt ook niet omheen dat ze nagenoeg dezelfde doelstelling hebben: het bestaan van burgers nauwgezet in kaart brengen; bijhouden wat we doen, wat we lezen, wie onze vrienden zijn en waar we komen. En, zoals bleek uit documentaires als Citizen Four, The Great Hack en The social dilemma, om ons denken, voelen en handelen te beïnvloeden en veranderen. Om ons te laten doen wat anderen willen dat we doen, en om ons (mocht dat zo uitkomen) tegen onszelf of anderen te doen keren.
Onschuldige informatie bestaat niet, totalitaire regimes laten dat keer op keer zien. Ik herinner me dat ik me die dag in de Eemshaven probeerde voor te stellen hoe iemands voorliefde voor poezenfilmpjes kon worden gebruikt om hem te breken. Diverse scenario’s trokken aan mijn geestesoog voorbij: een wekenlange 24/7 audiomarteling van gemiauw op orkaanvolume, eenzame opsluiting met honderd grumpy cats, kopje onder worden geduwd in een tsunami van donzige schattigheid. Ik zag het nog niet helemaal voor me, maar ik wist zeker dat iemand creatief genoeg zou zijn om er een gat in te zien. En anders wel in die schemerige zoekopdrachten die hij na middernacht in Google had ingevoerd, omdat DuckDuckGo toch minder goed leek te begrijpen wat hij wilde.
Deze blog is eerder gepubliceerd op Bindu.nu.