Getroebleerd levenslied
Op Instagram kreeg ik een berichtje van een jongen die liedjes schrijft vanuit een psychiatrische inrichting. Hij zei: ‘Ik heb een nummer en clip gemaakt over de psychiatrie vanuit mijn oogpunt en die van het personeel/begeleiders. Het is een mooi inkijkje.’ Hij loopt met een camera door de kliniek en hij zingt of rapt: Welkom in de psychiatrie. Welkom in de kliniek. Gedwongen ben je opgenomen. Weinig te doen, zal het goedkomen? Begeleiding en je medicijn, zal je helpen, je waan verdwijnt. Ren voor je leven, ren, ren voor je leven. Het is crisis in huis.
Zijn Nederlands was accentloos, voor zover ik dat kon beoordelen. Het zingen over de inrichting deed me denken aan Ronnie gaat naar huis van Spinvis: het getroebleerde levenslied.
Hij leek me een talentvolle jongen met veel gevoel voor melodie en harmonie. Daarnaast was het een lieve jongen; voor een suïcidale vriendin schreef hij een liedje zodat ze niet zou stoppen met leven en naast het lichaam van zijn overleden oma zingt hij dat hij haar zo zal gaan missen. Mensen die zich dreigen te verliezen in hun waan wil hij helpen door er samen over te praten.
Ik vroeg of liedjes schrijven hielp, waarmee ik niet wilde zeggen dat schrijven louter therapeutisch is, maar het kan misschien bijdragen aan een zekere vorm van grip, hoe abstract ook. Hij zei bondig: ‘Ik schrijf altijd liedjes over alles wat ik mee maak.’ Ik stelde voor om eens in het echt te praten. Dat vond hij een goed plan.
Een kernmerk van waan, derealisatie, schijnt dat er parallellen gevonden worden, bewijzen zijn, die niet bestaan. Schrijven leek me niet veel anders dan zo bondig mogelijk associëren op diezelfde manier. Bovendien: hoe overleef je als mens als je geen verbanden legt? De lijn is dun.
Precies die scheidslijn is wat me altijd al interesseert, daarom vond ik mezelf afgelopen maandag terug achterin een politiebusje. Rechts was een TBS-kliniek, aan de overkant van de weg een Wellness Centre. Het begin en het eind van de beschaving? Het politiebusje stopte in de berm van het kuuroord. De deur ging open en met een hulpverlener liep ik de bosjes in. Vermoedelijk lag er iemand te slapen.
Ze zei: ‘Deze man was een volkszanger. Hij zingt alleen als hij zich goed voelt, dan trekt hij ook een mooi pak aan.’
Hij was er helaas niet. Toen we door de bosjes terugliepen naar de beschaving zei ze: ‘Pas op waar je loopt trouwens, de zanger heeft geen toilet.’