De notulist (Marieke Polderdijk)
Ze lag op haar rug met het hoofdeinde van haar bed lichtjes omhoog versteld, haar hoofd een beetje schuin naar links gedraaid. De slierten draden kronkelden van de apparaten naar haar toe, staken in haar handen en neus, of verdwenen onder de lakens. In haar hals zat een gat waaruit het uiteinde van een ronde buis stak. Haar borst bewoog op en neer op het ritme van een ratelend gezuig. ‘Dag lieverd’, zei mama, die de kamer in stapte en zich over het bed boog. Ik deed een paar stappen naar voren, en stond toen stil.
Toen we naar de kamer liepen, had mama ons uitgelegd wat we zagen: een man met een stellage rond zijn hoofd waarin pinnen zijn schedel overeind hielden, het restaurant waar opa iedere dag een andere schotel met aardappelen at, een donkere broeder genaamd Willem (praatte als een van de weinigen niet hard tegen haar). Aan het begin van de gang werd het stil.
‘Broedèèr!’ Gekrijs uit de deuropening naast haar kamer overstemde onze piepende schoenen. Sanne, haar hand in die van papa, begon te huilen. Ik keek om het hoekje en zag een klein, knokig vrouwtje boven de dekens uitsteken. Toen ze me zag, stopte ze met gillen en begon te grinniken. Voor oma’s deur knielde Mama bij Sanne neer, en veegde met een papieren zakdoekje plakkerige tranen van haar wangen. Sanne mocht zo lang op de drempel blijven staan als ze wilde, zei ze, want oma was al blij dat ze er was.
Ik keek over mama’s schouder haar kamer in. Aan de linkerkant stonden hoge apparaten voor een wc-deur. Eén had een zwart scherm, waarop rode en blauwe langgerekte lijnen spastisch op en neer bewogen. Ernaast stond een ijzeren paal met twee doorzichtige zakken eraan. Eén had de donkerrode kleur van bloed. Bovenin de paal hing een glazen fles waarin een bruine karamelvla-achtige vloeistof dreef. Op een bijzettafeltje met wieltjes stonden maanvormige kartonnen bakjes (om in over te geven) en een fles Melkmeisje zeep. Ik rook een mengsel van citroenschoonmaakmiddel en poep. Op de lichtgroene linoleumvloer viel uit het raam rechts een streep licht, waarin stofvlokjes glinsterden.
Ze was dik. Haar hoofd was plat in het kussen gedrukt, waardoor haar borst meteen overging in haar kin. Haar vlezige wangen hingen een beetje naar achteren. Haar dunne, ongeföhnde, grijze haar lag als een plat pruikje om haar hoofd. Haar armen (slap, veel vel) staken uit een witte flanellen pyjama met korte mouwen. Haar linkerhand lag op een lichtgele, wollen deken, met de handpalm naar boven en de duim naar buiten gedraaid. Mama schoof haar eigen hand erin en omklemde met haar vingers de duim.
‘Kom maar,’ zei ze, ‘geef haar maar een kus. Dat kan.’
Langzaam liep ik verder naar het bed toe. Oma’s ogen waren wijd opengesperd en in de hoekjes waren een paar adertjes gesprongen. Haar mondhoeken hingen slap naar beneden, en haar lippen waren bedekt met een laagje kwijl. Ik boog mijn hoofd verder naar voren, richting haar gezicht. Over haar witgrijze huid lag een dun laagje witte haartjes. Rond haar wangen en onder haar neus waren de haren langer en dikker. Haar lichaam zag eruit als een slap vaatdoekje, en rook net zo weeïg. Op tien centimeter afstand week ik af naar rechts en zakte met mijn lippen weg in haar wang. Mijn mond werd omringd door koud vel, en ik voelde de haartjes tegen mijn gezicht prikken. Ik hoopte dat ze nu haar ogen, net als ik, dicht had.
Ik kwam weer omhoog en keek haar aan. In haar wangen ontstonden plooien, terwijl haar lippen vaak achter elkaar en overdreven groot de woorden ‘Hoe gaat het met jou?’ vormden.
‘Goed’, zei ik.
Ik zat op de stoel naast het bed, en dacht aan hoe graag ik had gewild dat mama hier door was gegaan met praten. Dat ze had verteld hoe oma en de kamer eruitzagen, zodat ik alleen maar naar de spikkeltjes in de linoleumvloer hoefde te kijken. In mijn hand lag een pen, waarmee ik de eerste datum notuleerde. Tegen oma zei ik niets. Haar hand lag met de palm naar boven, leeg.
10 - 05 - 2003
Logeren (1)
Locatie: 1. Bij opa en oma: J. Brasserstraat 1, Middelburg.
2. Utropia, tropische vogel- en plantentuin, Kleverskerkseweg 3-5, Middelburg.
Aanwezig: opa, oma, papa en mama (voor 5%: alleen afzetten), Sanne, ik.
11:00 uur: Afgezet door papa en mama. We krijgen voor Sannes trillende lipje een cadeautje van oma. Ik: zelfgebreide donkerblauwe kabeltrui. Ik durf niet te zeggen dat de wol een beetje prikt. Sanne: poppetje uit de letterbak die boven op de gang hangt.
12:00 uur: We krijgen tussen de middag pannenkoeken. Ik mag op één chocopasta doen, en op de ander appel en abrikozenjam. Ik sloop per ongeluk de rieten zitting uit de keukenstoel. Oma lacht. Opa drukt ‘m er weer in.
14:00 uur: We gaan naar Utopia, subtropisch vogelcentrum in Middelburg. Bloedheet. Als oma haar zakdoek pakt om haar neus te snuiten, poept er een papegaai op. We merken het doordat oma ineens hard moet lachen.
18:00 uur: Het avondeten: friet met knakworstjes, appelmoes. Ik zit heel voorzichtig op de rieten stoel.
00:00 uur: Sanne wordt wakker en kan niet slapen, door heimwee. Opa komt bij mij boven in het logeerbed liggen, Sanne kruipt beneden naast oma.
17 - 09 - 2008
‘Er is hier niks.’
Locatie: ’t Gasthuis: centrum voor zorg en revalidatie, Noordpoortplein 2, Middelburg, eind van de gang, kamer 15.
Weer: Winderig, koud: 11 graden Celsius.
Aanwezig: mama, papa, Sanne, ik.
Aantal gewonnen potjes: 2 uit 3.
Actiepunten: Meer naar haar kijken. Notuleren om haar te onthouden. Huilen.
‘Acht wacht.’
Over mijn kaarten heen gluurde ik naar Sanne.
‘Heer keer.’
Ze trok haar donkere wenkbrauwen richting haar neus in een frons, en streek een lok bruin haar achter haar oor.
‘Twee pakken.’
‘Flikker op’, zei ze.
‘Oké, dan heb ik gewonnen’, zei ik, en ik gooide mijn kaarten neer op het klaptafeltje dat we tegen het voeteneinde van het bed hadden gezet.
Oma keek Sanne en mij aan vanaf een stijf kussen. De haren die om haar hoofd heen lagen, waren korter en steiler (geknipt door een verpleger).
Papa duwde de deurklink van de kamer omlaag met zijn elleboog. Vanaf de gang waaide schel gejammer van de buurvrouw de kamer in.
‘Al klaar?’ vroeg hij, terwijl hij twee dampende kartonnen bekers neerzette in de vensterbank.
‘Ja,’ zei Sanne, ‘en nu verveel ik me.’
‘Maak anders een tekening voor oma’, zei mama, die haar breinaald beter onder haar oksel duwde.
‘Ik zou niet weten wat,’ antwoordde Sanne.
Papa nam een slok en schuurde met zijn vingers langs de prikkende, grijze stoppels op zijn kin. De draden in oma’s neus zogen krampachtig pruttelend het laatste restje karamelvla uit de glazen fles.
‘Er is hier niks,’ zei Sanne.
24 - 09 - 2008
‘Dan kun je altijd aan me blijven denken.’
Locatie: ’t Gasthuis: centrum voor zorg en revalidatie, Noordpoortplein 2, Middelburg, eind van de gang, kamer 15.
Weer: Bewolkt, 14 graden Celsius, later schemerig.
Aanwezig: mama, ik.
Afstand tot oma: Gemiddeld in straal van 3 meter.
Actiepunten: Meer tegen haar praten. Notuleren om haar te onthouden. Huilen.
Mama stak haar wijsvinger in een bekertje water en wreef met haar vingertop over oma’s gebarsten lippen. Haar mondhoeken trokken naar beneden in een verkrampte grimas (zenuwpijnen). Ze keek mama met wijd opengesperde ogen aan. ‘Sorry’, zei mama. Oma had haar lippen getuit als een vis, en belletjes slijmerig speeksel borrelden op uit haar mond. Ze gaf kusjes in het niks.
Ik keerde mijn rug naar haar toe en duwde mijn warme voorhoofd tegen het koude raam. Ruw, stijf katoen drukte tegen mijn wang en stof uit het gordijn kriebelde in mijn neus.
‘Wil je wat voorlezen?’ vroeg mama achter me. Ik trok het boek dat na de Bijbel het dikst was, uit het rijtje in de vensterbank. Mama schoof een klapstoel onder mijn billen. Oma keek me met een dunne streep oogwit aan. De gladde stof van mijn blouse plakte aan mijn oksel.
‘Maar als je hier niet meer bent’ , snikte de slak tegen de rups die zich inspon in een cocon, ‘met wie moet ik dan samen van de bladeren eten?’
Ik keek op van de bladzijde, zag dat oma’s ogen waren dichtgevallen, en ging verder:
‘Ik heb me in mijn leven nog nooit zo lekker volgepropt als met jou, slak’, zei de rups. ‘Ik ben zelfs een paar keer bij je verveld. Nu is het tijd om te gaan slapen en me te verpoppen, maar dat betekent niet dat ik dan weg ben.’
‘Ik kan je niet eens meer gedag knuffelen’, antwoordde de slak, terwijl de tranen langs zijn voelsprieten glibberden.
Kom eens hier, lieve slak’, troostte de rups, en hij stak zijn hoofdje door een gaatje in de cocon naar hem uit.
‘Nadat ik wakker ben geworden en weg ben gevlogen, laat ik mijn cocon hier achter, speciaal voor jou. Dan kun je altijd aan me blijven denken.’
Toen ik het boek terugzette, was de lucht buiten donkerder blauw geworden.
Terwijl mama oma gedag kuste, omklemde ik met mijn handen de koude, metalen stang aan het voeteneinde van haar bed. Ik hoorde haar zachtjes tegen oma praten.
Met mijn ogen liep ik van onder naar boven over de heuvel die oma’s lichaam onder de deken maakte. Toen ik bij haar gezicht aankwam, stroomde er vocht uit de spleetjes van haar ogen naar de rimpels in haar wangen. Haar scheefgetrokken mond zakte half open. Uit de buis in haar hals kwam een heftig hoestend en zuigend geluid. Haar hele bovenlijf schokte huilend heen en weer. Ik kneep zo hard in de stang van het bed dat mijn knokkels wit-rood gevlekt werden.
11 - 05 - 2003
Logeren (2)
Locatie: 1. Bij opa en oma: J. Brasserstraat 1, Middelburg. 2. Op de fiets.
Aanwezig: opa, oma, papa en mama (voor 5%: alleen ophalen), Sanne, ik.
08:30 uur: Oma wil niet uit bed komen, Sanne en ik trekken het dekbed van haar af. Ze slaat haar armen om haar bovenlijf, krult haar knieën op tot haar kin, kreunt:
‘Oeh, ik lag nog zo lekker!’ We lachen.
11:00 uur: We knutselen aan de keukentafel met oude verpakkingen van theezakjes die oma heeft bewaard. Ze laat ons zien hoe we er windmolens en bloemen van kunnen vouwen. We plakken ze op gekleurd papier, en tekenen er omheen met ingedroogde stiften uit de plastic tekenkoffer. Opa speelt op het orgel, oma zingt mee.
13:00 uur: We spelen boven in de studeerkamer waar opa’s Franse boeken staan, op de computer. Er zit een racespelletje van neef Ruben in. Je krijgt punten als je zoveel mogelijk stoplichten omver rijdt en de snelste bent. We proberen een potje waarbij Sanne het linkerpijltje bedient en ik de rechter. Daarna wil ik dit niet meer.
14:00 uur: In het speeltuintje tegenover het huis van opa en oma hangen we aan de rode rekstok. Ik leg Sanne uit hoe ze met een aanloop eromheen moet zwaaien (wat ik zelf niet durf). Sanne doet wat ik zeg, valt met de zijkant van haar hoofd op de rubberen tegels van de speeltuin. Moet huilen.
Ik loop hand in hand met haar naar binnen. Opa haalt verbanddoos uit de slaapkamer, oma dept met natte theedoek de schaafwond aan zijkant hoofd. Sanne zit op het aanrecht. Oma geeft een kus op haar hand, zegt: ‘Ach, ach, kind’, en dat het een mooie blauwe plek wordt.
18:00 uur: Papa en mama komen ons weer ophalen.We mogen kiezen of we de tekeningen die we gemaakt hebben op de schuifdeur hangen of meenemen. We hangen ze allebei zelf op. Die van mij hangt hoger dan die van Sanne, omdat mijn armen verder komen.
Als we in de auto wegrijden, staan opa en oma op het pad in de voortuin. Opa zwaait heen en weer met zijn roodgeruite zakdoek. Oma trekt aan haar plantjes, zwaait dan op het laatst nog, met in haar hand een bosje onkruid.
30 - 09 - 2008
‘Hij nam niet op.’
Locatie: 1. Thuis: Jacoba van Beierenstraat 17, ’s Heer Hendrikskinderen
2. Op de A58 richting Middelburg.
Weer: Zonnig, 15 graden Celsius.
Aanwezig: mama, papa, Sanne, Benno, ik.
Twijfel over wel/niet laatste keer zien: 60% wel, 40% niet.
Actiepunten: Afscheid nemen, beslissen hoe. Notuleren om haar te onthouden. Huilen.
‘Zou jij opa kunnen bellen om te zeggen dat we er aankomen?’, vroeg papa. Ik stond op van de bank (witte haren van Benno op mijn broek) pakte de telefoon, drukte op de ‘2’ en zag opa’s nummer op het scherm verschijnen. Ik ging voor het raam staan en gleed met mijn vingers over de witte luxaflex. De telefoon ging over, vaak en lang. Met mijn vingertop schoof ik plakkerig stof van de linker- naar de rechterkant. Ik bekeek mijn zwarte vinger voor mijn neus, toen ik plotseling haar stem hoorde: ‘Dag, dit zijn Coos en Emma, die even niet in de gelegenheid zijn om op te nemen. Spreek iets in. Dan bellen we je terug.’
Er liep speeksel in mijn mond dat ik probeerde weg te slikken. Het rook naar koffie. Ik hoorde een minuut lang alleen de echo van haar stem en een zacht geruis, opeens gevolgd door een harde piep. Toen was het stil. Het slikken lukte niet goed.
We ritsten onze jassen dicht in de gang. Benno tikte met zijn nagels op het gladde laminaat en kwispelde jankend (Sanne vroeg of hij mee mocht, niemand antwoordde).
‘Heeft iemand opa nog gebeld?’ vroeg mama.
‘Hij nam niet op,’ zei ik.
In de auto kneep ik mijn ogen dicht tegen het felle licht dat door het raam scheen.
‘Typisch die zon nu, dat had ze mooi gevonden’, zei mama.
Ze had oma helemaal gewassen, nadat de apparaten één voor één waren uitgezet en er een psalm was voorgelezen.
‘Ja,’ antwoordde papa.
Hij had me uitgelegd dat het was alsof je iemand uit zijn lichaam zag vertrekken.
Mijn gordel sneed in mijn hals. Mijn benen bibberden.
30 - 09 - 2008
‘Tegelijkertijd zie je dat ze het niet meer is.’
Locatie: Bij opa: J. Brasserstraat 1, Middelburg.
Weer: Zonnig, 15 graden Celsius.
Aanwezig: mama, papa, Sanne, broers van mama (2), zus van mama (1), bijbehorende partners (3), bijbehorende neefjes en nichtjes (6), ik.
Aantal onbekende tantes: 4
Aantal onbekende ooms: 3
Twijfel over wel/niet laatste keer zien: 10% wel, 20% paniek 70% niet
Actiepunten: Afscheid nemen. Notuleren om haar te onthouden. Huilen.
Sanne prikte aan de overkant van de tafel in één van de koude salades die in de zilveren schalen voor haar stonden. Het topje van haar wijsvinger raakte het plastic folie en zakte tot aan het kootje weg in de bruinroze zachte berg (aardappeltonijn). Achter haar stond opa’s orgel, daarnaast was de houten schuifdeur naar de slaapkamer. Op de deur hingen tekeningen van mij en Sanne. Aan de hoekjes waren de Donkere bolletjes kneedgum door het papier heen te zien en aan de randen krulde het naar binnen. De tekeningen schoven langzaam naar links. Achter de deur lag oma. Verschillende tantes benoemden vaak en met oma’s stemgeluid dat het zo fijn was dat ze daar (‘eindelijk thuis’) was. Ik boog mijn hoofd net op tijd omlaag naar een schaal gevulde eieren.
In de woonkamer ging ik naast mama zitten op de rechte, beige bank. Ze legde haar warme hand op mijn knie, en vroeg hoe het met me ging.
‘Hoe ziet het eruit?’ vroeg ik.
‘Je herkent haar’, antwoordde ze, ‘ze heeft een groene blouse en een donkergeel zijden sjaaltje aan (zodat het gat bedekt is), maar tegelijkertijd zie je ook dat ze het niet meer is.’
Mijn oom Thimo kwam aanlopen vanuit de gang. Schuin voor me zakte hij door zijn knieën, en liet zijn onderarmen op zijn bovenbenen rustten. Hij vroeg of ik de foto wilde zien.
Langs de grijswitte slapen van oom Thimo zag ik aan het eind van de kamer opa langs de tafel met eten schuifelen. De schoenzolen van zijn leren veterschoenen sloften over de grijze, natuurstenen tegels. Zijn lichaam liep klein en gekromd heen en weer (alsof hij iets zocht).
‘Zo ligt ze erbij’, zei Thimo. Ik draaide mijn hoofd naar het schermpje van zijn camera.
Ik voelde een ballonnetje zich opblazen achter mijn navel, dat langzaam steeds breder en groter werd, uitdijde tot het tegen de wanden van mijn buik stootte, duwde en duwde, en toen alleen nog maar omhoog kon kruipen. Daar groeide het dauwend verder, langs mijn longen en mijn hart, mijn keel in. Beetje bij beetje trokken mijn schouders omhoog terwijl mijn keel werd dichtgedrukt. Ik boog mijn hoofd, kromde mijn rug, en kruiste mijn armen met gebalde vuisten over mijn buik. Ik probeerde snel achter elkaar kleine stootjes lucht langs de ballon naar binnen te zuigen. Heel even hoorde ik alleen mijn eigen gejaagde adem. Toen knapte het plotseling, pang, open.
Ik liet me door mama’s hand tegen haar aanduwen, smeerde warm snot aan haar nette jurk en rook de vanille van haar parfum.
Buiten scheen nog steeds de zon. Terwijl papa en mama een laatste keer naar oma gingen, ging ik (notuleschrift op schoot) op één van de rieten stoelen zitten in de kring op het terras. Ik haalde mijn neus op en pakte een kopje te sterke rooibosthee van de tuintafel. Op de randen van het tafelkleedje had oma narcissen en violen geborduurd. In mijn handpalmen waren lijnen van de rieten stoelzitting gedrukt.
Opa zat tegenover me met een gebaksbordje op schoot, en hapte in een stukje marmercake. Hij at snuivend.
Terwijl hij kauwde, blinkte bij zijn kies een ijzeren draaitje, dat vier neptanden aan de rest van zijn gebit vasthaakte. Een stukje cake bleef aan zijn rechterwang plakken. Opa hield met één hand het bordje vast, friemelde met de andere in zijn broekzak, en haalde zijn roodgeruite zakdoek tevoorschijn. Hij veegde ermee over zijn gerimpelde wangen en langs zijn grote neus. Toen drukte hij de zakdoek even stil tegen zijn ogen aan. Terwijl hij de doek terug propte, knipperde hij met zijn ogen tegen het licht. Opa voelde dat ik hem aanstaarde, en keek naar me (Het duurde lang: 35 hele seconden, voordat hij met een trillende mondhoek naar me glimlachte).
Marieke Polderdijk is Creative Writing studente aan ArtEZ en hoofdredacteur van het literaire tijdschrift van haar opleiding. Marieke schrijft geregeld over wat zij leest voor boekhandel Hijman Ongerijmd te Arnhem, over wat zij bezoekt voor het blog van literair productiehuis Wintertuin, en over wat opvalt in Arnhem voor de Nieuwe Arnhemse Krant.