De schrijver, haar naam en zijn tieten
Ik dacht dat ik meer kans zou maken als een redacteur niet wist of ik een man of een vrouw was. Alleen mijn initialen leek me ook mooi. Of een meer onbescheiden naam, zoals A.L.G. Bosboom-Toussaint. Ik weet niet precies meer wat ik koos. Mart Buckinx of zoiets. Ik dacht dat het beter was om mijn eigen naam niet te gebruiken omdat sommige wereldberoemde, vrouwelijke schrijvers ooit voor een mannelijk pseudoniem kozen. Voorbeelden van deze strategie zijn de Brontë-zusters, George Eliot en George Sand. Vrouwen die in plaats van hun voornaam hun initialen gebruikten, deden en doen het ook goed. Wat te denken van mijn hedendaagse favoriet: A. M. Homes. Of, van eigen bodem: D. Hooijer? D. Hooijer is, naast Frida Vogels, de enige vrouwelijke winnaar van de Libris Literatuur Prijs. En dan is er natuurlijk nog de echte knaller: J.K. Rowling.
In de tijd dat ik nog aan het Koninklijk Conservatorium studeerde, schreef een compositiestudente een werk voor acht musici op ballon. Ze haalde er de krant mee. Toen iemand haar vroeg hoe het is om een vrouwelijke componist te zijn in een mannenwereld, was haar antwoord kort: ‘Ik hoop juist dat mijn composities boven deze verschillen uitstijgen.’ Ik vond dat een mooi antwoord. Maken wij niet juist iets om te transformeren? Om te ontsnappen aan wie we zijn?
Nadat ik mijn eerste verhaal had opgestuurd, kreeg ik een uitnodiging van een uitgeverij. Bij de eerste ontmoeting begon de redacteur direct over het pseudoniem. ‘Wordt dat niet heel ingewikkeld als je je ergens moet voorstellen?’
Met een mengeling van amusement en ergernis volg ik de rubriek #lekkertellen van de Lezeres des Vaderlands. Ik weet weinig van statistieken en kan de wetenschappelijke waarde van #lekkertellen niet inschatten, maar vrouwen lijken er niet best af te komen als het om de hoeveelheid aandacht in boekenbijlagen gaat. Toch irriteert het me ook, die scheiding naar sekse. Het groepsdenken.
Ik herinner me een uitspraak van Martinus Nijhoff. Hij heeft ooit gezegd dat een Perzisch tapijt mooi is, maar dat je toch niet weet wie het gemaakt heeft, dat je niets weet van de levensomstandigheden van de maker. Het is mooi op zichzelf, geheel onafhankelijk van de maker.
Uiteindelijk debuteerde ik onder mijn eigen naam. Een enkele keer, als ik vind dat mijn werk meer aandacht verdient, of als er een bundel zoals Vrouwen schrijven niet met hun tieten verschijnt, twijfel ik of dat verstandig was. Een transformatie hoeft niet bij de cover op te houden. Was S.I.C. King niet toch beter geweest? Of zou het voor de literatuur in het algemeen beter zijn als we die namen voortaan maar helemaal weglieten, net als die tapijtwerkers?