Muur van belofte
De muren van Rio de Janeiro passen mij als een jas, voelen als de huid die ik in Nederland vaak mis – misschien heb ik het er daarom altijd koud. Deze stad vol bouwwerken die met de beste bedoelingen zijn neergezet, zichtbaar de herinneringen aan hun bestaan dragen maar nooit hun potentie verliezen. Likje verf op de muur, graffiti wegpoetsen, klimop tegen de gevel, bloempotten voor de deur en je hebt een huis dat in de Jordaan voor acht ton verkoopt. Maar ik heb liever dit. Brazilië heet niet voor niets het land van de eeuwige belofte.
Ik zit aan de overkant in een café, in een buurt hoog boven de stad. Dit land heeft het zwaar, maar vanavond bereiken de problemen de heuvels niet. De voorgevel is opengeschoven en groepjes mensen staan te roken op straat. Verderop bespeelt iemand een djembe, een kleed met sieraden ligt voor hem op de grond. Een meisje loopt langs met haar pasgeboren baby en wordt door iedereen uitbundig gefeliciteerd. Haar jurkje zit nog te strak, de rand van haar onderbroek snijdt in het vlees. Het roze op haar teennagels is licht afgebladderd, een centimeter uitgroei markeert haar kruin. Ze is prachtig. De schoonheid van het proberen is zachter dan perfectie.
Ik gun de Brazilianen een makkelijker leven. Een leven zonder zorgen, met iedere dag de mogelijkheid te kiezen wat je gaat doen. Ik kom uit zo’n land. Een land waar men dit uitzicht vergane glorie noemt. Een land zo dichtbij het paradijs, dat we problemen verzinnen om de tijd te vullen. Waar drinken op straat verboden is en mensen stress krijgen van een blaffende hond. Waar de huizen geen sporen van vorige bewoners dragen, één rommelige tuin de buurt ontregelt en men elkaar cadeaus schenkt die door de ontvanger zelf zijn uitgezocht.
Van achter de rolluiken aan de overkant klinkt gelach. Een half uur geleden ging het koffietentje dicht en er wordt schoongemaakt; water stroomt naar buiten. De djembespeler heeft zijn spullen ingepakt en komt een biertje drinken in het café. Morgen is alles weer mogelijk.