NOG (5)
Een ontvoering en hier gedumpt, is het eerste wat ze denkt.
Wat ook wel gebeurt, genoeg frequent.
Niet door pedofielen of paranormale zieners, op zoek naar een lever om de toekomst in te lezen.
Maar om gebruikt te worden als attribuut, een soort bling bling.
Want na gouden horloges is een blank kind bezitten het nieuwe hebbeding.
Toch deze week, een rage die bestempeld wordt als Babysitter-Chic of zoiets.
En natuurlijk zijn er diegenen die meteen overdrijven en rond paraderen met twaalf blonde kinderen aan een leiband om zich te affirmeren.
Wanneer Bella helemaal bij bewustzijn is, beseft ze waar ze zich bevindt.
Op de Superduper Snelweg.
De strook asfalt gegoten over heel de evenaar haar lengte.
De wereld is nu overal bereikbaar met de auto, met afritten op alle continenten.
Mis je de juiste afrit, dan moet je weer heel de aarde rond.
Sommigen zien dat niet zitten en steken een pistool in de mond.
Bella heeft geen andere keuze dan duim omhoog, lopen en hopen op een lift.
Maar nog niemand of niks in verre, verre, verre, o zo verre zicht.
Twee uur later en tien kilometer verder blijft Bella de enige.
Haar lijf kapot en bezweet, een vurige pijn in al haar pezen.
Plots in de verte als een stoomboot op de oceaan, als smoke on the water, als een donderwolk op wielen verschijnt er een rijdend fort op die eindeloze baan.
Bella kent de verhalen, ze weet wat haar komt halen.
Namelijk de laatste optie voor de onhandelbaren.
Een plek bestemd voor de ergsten, de agressiefsten en onopvoedbaarsten.
Voor hen die bedelaars haten en bij gehandicapten in lachen uitbarsten.
Een rondrijdend apocalyptische speeltuin met klimrekken vervangen door kapot gereten flatgebouwen, geen glijbanen maar uitgebrande autokarkassen, geen zandbak maar massagraven met verkoolde botten waar verstopte monsters op mensenvlees kauwen.
Waar hooligans en geradicaliseerden elkaar niet kunnen vermijden, en vechten met knuppels of met messen de keel oversnijden.
Een dagelijks duel met als doel de dood.
Eerst schouder tegen schouder als startschot.
Vijf stappen vooruit, dan draaien en staren.
En wachten, de ander taxeren, zijn kracht inspecteren.
Spugen mag, moet niet
Schelden mag, moet niet.
Een slag tegen de kop, in de maag een ferme schop.
Nagels in de huid, bloed sijpelt eruit.
Vuist tegen oor, uithalen, maar als een stier onder de arm door.
Slaan en stoten, alles toegelaten, ook in de kloten.
Elke dag een gevecht, echter dan echt, waar niks wordt gezegd,
maar enkel daden die verraden dat de ander zijn leven moet laten,
waarna de winnaars de dooien over de rand moeten gooien.
Daarom blijft dit gevaarte rondrijden, op zoek naar vervanging voor die lijken.
Het ding davert dichterbij, Bella zoekt voorzichtig iets om achter te duiken en zich te verschuilen, maar vindt niks terwijl dat fort nadert.
Ze vlamt de andere richting uit, terug naar de plek van waar ze kwam en dan…
als een glanzende oase in het zand, als een gemotoriseerde diamant verschijnt daar een mogelijke verlossing, een mogelijke oplossing, haar bezegeld lot ontregeld.
Opnieuw de duim omhoog, opnieuw de hoop op een rit weg van deze shit, alles beter dan dit.
Een race nek aan nek, tussen redding en ontreddering, met Bella in inzet.
In de linkerhoek de truck voor ontspoorde geesten, hun menselijkheid vergeten.
In de rechterhoek, een auto met nauwelijks nog plaats voor haar.
Ze kiest voor rechts, lijkt haar het best.
Met de moed der wanhoop, met als inzet haar dood verschijnt ze in zijn vizier.
Remmen mag, moet niet.
Haar overrijden mag, moet niet.
Maar liever niet, prevelt ze zacht en wacht en wacht en wacht.