I Shook Up the World! (Muhammad Ali, 1942-2016)
De Amerikaanse pers, die vooraf unaniem hadden besloten dat Clay geen match was voor de ‘Bad Negro’ Sonny Liston, kreeg het te horen. Hangend in de touwen schreeuwde hij ze toe, zijn mond wijd opengesperd: ‘Eat your words! I shook up the world, I AM THE GREATEST!’
Clay had vier jaar eerder goud gewonnen op de Olympische Spelen in Rome. Hij werd gezien als een talent, maar hij zag er niet uit als een zwaargewicht, en zo bewoog hij zich ook niet. Hij was snel, hij hield zijn handschoenen niet voor zijn gezicht, maar ontweek slagen door zijn pijlsnelle voetwerk. Geen eigenschappen waar hij in een titelgevecht iets aan zou hebben. Het ontbrak hem geenszins aan vertrouwen: jaren voor zijn eerste wereldkampioenschap verkondigde hij al de grootste te zijn, dat hij alleen maar een kans nodig had. Die bravoure was ongehoord, en kwam hem in de pers vooral op veel hoon te staan. Zwarte vechters hadden, om geliefd te worden bij de pers, eigenlijk maar twee opties: de ‘Good Negro’ te spelen, zoals bijvoorbeeld Floyd Patterson dat deed, de eeuwige twijfelaar die standaard een vermomming meenam naar zijn gevechten, om bij verlies ongezien de staat te kunnen verlaten, of de status van ‘Bad Negro’ te omarmen. Sonny Liston had in de gevangenis gezeten, werd door de maffia (die hem volledig in hun macht hadden) meegenomen om vijanden te intimideren, en is nooit in staat geweest dat imago van zich af te schudden.
Vlak na het titelgevecht vertelde Cassius Clay dat hij zich had aangesloten bij de controversiële Nation of Islam. Hij was zeer goed bevriend met Malcolm X, die al tijden in de gaten werd gehouden door de FBI. Hij gaf Cassius de naam Cassius X – Clay was zijn slavennaam. De leider van Nation of Islam, Elijah Muhammad, maakte diezelfde avond nog bekend dat Cassius de naam Muhammad Ali was toegekend. De Nation of Islam was een radicale groep: ze pleitten voor segregatie, en werden, ook door zwarte burgerrechtenactivisiten, ‘the Black KKK’ genoemd, en geloofden in een ontstaansgeschiedenis waarin aliens een rol speelden, de vergelijking met Scientology dringt zich op. Zij namen sindsdien ook zijn management op zich. Muhammad Ali was 22, beïnvloedbaar, en had een grote hang naar spiritualiteit. Toen Nation of Islam brak met Malcolm X koos Ali de kant van de Nation. Waar Ali jaren later een icoon zou worden, de grootste sportman van de eeuw, is dit wellicht zijn grootste fout geweest – al zou niemand binnen de Nation of Islam hem vertellen wat er echt gaande was, hoe er over Malcolm X werd gedacht. Misschien wel de meest tragische gebeurtenis uit zijn carrière was de toevallige ontmoeting in Ghana – beide mannen maakten een spirituele reis door Afrika –. Net buiten het Ambassador Hotel in Accra lopen ze elkaar tegen het lijf. Malcolm roept ‘Brother Muhammad, brother Muhammad!’ Ali loopt op hem af, kijkt hem aan en zegt: ‘Brother Malcolm, you shouldn’t have crossed the Honorable Elijah Muhammad.’ En loopt weg. Op 21 februari 1965 werd Malcolm doodgeschoten, hij en Ali hebben nooit de kans gehad hun vete bij te leggen, en Ali heeft hem nooit kunnen vertellen hoe belangrijk hij voor hem is geweest.
Het moge duidelijk zijn dat Muhammad Ali in die vormende jaren bij lange na niet het icoon was dat hij nu is. Een aanzet daartoe volgde twee jaar na het titelgevecht, toen Ali – nadat hij al eens was afgekeurd voor dienst, vanwege zijn lage IQ – werd opgeroepen in dienst te gaan, voor de oorlog in Vietnam. Hij weigerde, en hoe. ‘I ain’t got no quarrel with the Vietcong. […] No Vietcong ever called me nigger.’
Een jarenlange strijd volgde, waarin hij slechts heel sporadisch een gevecht wist te regelen, meestal in het buitenland. Eind 1967 werd hem zijn titel ontnomen, hij moest een boete van tienduizend dollar betalen en er hing hem een gevangenisstraf van vijf jaar boven het hoofd, de hoogste straf voor dienstweigering. Dit hadden, wat zijn bokscarrière betreft, zijn grootste jaren moeten zijn. Fysiek was hij op zijn top: in plaats daarvan heeft hij drie jaar niets kunnen doen. Zijn geld raakte op, sponsors trokken zich terug, nieuwe wereldkampioenen stonden op. Pas in 1970 won hij, in het Hooggerechtshof, de slepende zaak. Ondertussen waren de meningen over de Vietnamoorlog radicaal omgeslagen: waar in 1966 lang niet iedereen tegen de oorlog was, waren de protesten in 1970 massaal. Daarmee veranderde ook het imago van Ali.
Op 8 maart 1971 trof Ali wereldkampioen Joe Frazier, in Madison Square Garden: The Fight of the Century. Ditmaal stond heel de wereld achter de held Muhammad Ali, die zijn titel niet in de ríng, maar in de rechtszaal was verloren. In de vijftiende ronde ging Ali neer. Hij stond weer op, maar verloor het gevecht, en won de felbegeerde titel niet terug.
Frazier verloor vervolgens op dramatische wijze van George Foreman – armen als boomstammen, stoten als kanonskogels. Ali wist in een tweede ronde Frazier te verslaan: de weg naar het wereldkampioenschap lag wederom open, hij hoefde alleen maar Foreman te verslaan…
De rest is geschiedenis. De pers was ervan overtuigd dat de jongere Foreman de getekende Ali zou verslaan in Kinshasa, Zaïre, The Rumble in the Jungle, helemaal nadat Frazier Ali zo had toegetakeld. Op 30 oktober 1974 liet Muhammad Ali zich een paar ronden lang in de touwen werken door de massieve Foreman, om in de achtste ronde de extreem vermoeide Foreman op het zeil te laten belanden met een majestueuze serie stoten, ‘like a tree in the forest’. Het stadion explodeerde, overal ter wereld werd feest gevierd. De kampioen was terug.
Er is nog zoveel meer te vertellen. Ali’s briljante woordenwisseling voorafgaand aan gevechten, de interviews (kijk die met Howard Cosell zeker terug), zijn vrouwen, de relatie met zijn vader…
Vandaag is de wereld het grootste sporticoon ooit verloren. Voor iedere atleet die beweert dat sport en politiek niets met elkaar te maken hebben, kijk naar Muhammad Ali. Het lijdt geen enige twijfel dat Ali ‘The Greatest of All Time’ is. Een dichter zonder pen. Een activist die zich niets aantrok van heersende opinie, maar volledig zijn eigen weg ging. Als ik het me goed herinner staat het kortste gedicht ter wereld op zijn naam:
Me
We
Allah en God hebben er een sparringpartner bij.
Stijn de Vries is redacteur buitenlandse fictie bij Lebowski Publishers.