Kind van alle landen, een inleiding
Het is rustig, haast uitgestorven in de stad. Ik probeer de betekenis van dat ene zinnetje op die plaat tot me door te laten dringen: Ihre Werke wurden von den Nationalsozialisten verboten. Hoewel de nazi’s na twaalf jaar verslagen werden, zou Irmgard Keun hun brute verbod nooit meer helemaal te boven komen.
Ze was een knappe, levenslustige vrouw van 28, die twee bestsellers op haar naam had staan toen Hitler aan de macht kwam, en een vereenzaamde schrijfster van 74 toen haar werk door een Duitse journalist herontdekt werd. In de tussentijd speelde zich Keuns vergeten leven af. Een leven gekenmerkt door worstelingen – met alcohol, liefde, roem (en het gebrek daaraan), de politiek en het schrijven.
Het geluid van trage, maar kordate voetstappen onderbreekt mijn gedachten. Ik draai me om en zie een stokoud dametje. Haar haren opgestoken, haar lippen felrood gestift. Ze draagt een panty met een motiefje en zwarte lakschoenen. Even kijkt ze me aan en meen ik een vage glimlach te zien. Ik knik haar toe. Keun, denk ik, stond erom bekend het niet zo nauw te nemen met haar biografische gegevens, ze verzon kleine anekdotes, de ‘Keun-legenden’. Eén van de boeken over haar leven is dan ook getiteld: Was man glaubt, gibt es. Ik vind het een mooie manier om naar de werkelijkheid te kijken en stel me voor dat het dametje Frau Keun zelf is, 111 jaar oud inmiddels, die wilde laten weten dat ze zich verheugt over de Nederlandse heruitgave van haar roman Kind van alle landen.
In Kind van alle landen maakt de tienjarige Kully de lezer deelgenoot van haar leven, dat bestaat uit een grillige tocht van hotel naar hotel, uit chronisch geldgebrek van een drankzuchtige vader, die ‘vaak liegt om de rust te bewaren’, en een moeder die voortdurend de wanhoop nabij is.
Het perspectief van het kind stelt Keun in staat op laconieke wijze te vertellen over de omstandigheden waarin geïmigreerde Duitse schrijvers aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog leefden. Door de ogen van Kully zijn die omstandigheden weliswaar moeilijk en onzeker, maar waar haar ouders in gevecht zijn met alles en iedereen, met hoteleigenaren over de rekening, met uitgevers over voorschotten, met de autoriteiten over visa en paspoorten, bekijkt én accepteert Kully de wereld om haar heen met de onbevangen logica van een kind.
Irmgard Keun leefde vier jaar in exil, twee daarvan bracht ze door met Joseph Roth. Ze schreven en dronken. Het een kon niet zonder het ander; ze waren Trinkkünstler. Roth stond model voor de vader van Kully, maar Keun herken ik toch eerder in Kully zelf, dan in haar moeder. Kully wapent zich met fantasie tegen de broosheid van haar bestaan. Als haar moeder overstuur is, verandert ze haar in een boom, want bomen zijn rustig. Ook voor Keun moet haar verbeeldingskracht als overlevingsmechanisme gewerkt hebben: ze overleefde er Roth, de Tweede Wereldoorlog en uiteindelijk zelfs de vergetelheid mee.
Kind van alle landen verscheen op 16 juni, in een vertaling van Marcel Misset.